Hostname: page-component-586b7cd67f-dlnhk Total loading time: 0 Render date: 2024-11-26T06:54:49.140Z Has data issue: false hasContentIssue false

De Franse Grondwet van 27 October 1946 en de plaats van het verdrag in de Franse jurisprudentie

Published online by Cambridge University Press:  21 May 2009

Get access

Extract

1. — In vele landen erkennen wetgeving en rechtspraak dat de normen, die bij verdrag zijn gesteld, zonder meer in de interne rechtssfeer kunnen werken indien haar strekking zich daartoe leent. Dergelijke normen kunnen de betrekkingen tussen de eigen onderdanen der verdragspartijen onderling beheersen, haar aan-wending wordt geëist in civielrechtelijke procedures. Het geval kan zieh voordoen dat een zelfde materie geregeld wordt door een verdrag èn door de voornaamste bron van intern recht, de wet. Zeer wel denkbaar is het dan, dat beide soorten normen met elkaar in conflict körnen. Welke houding moet de rechter in dat feval aannemen tegenover de intern werkende verdragsnorm? n alle aangeduide landen vindt men dit zelfde probleem terug. Het overlaten van de oplossing aan de jurisprudentie leidt vaak tot niets; als regel onttrekt de rechter zieh zo veel mogelijk aan de hem opgedrongen taak een rangorde te stellen tussen beide rechts-bronnen. Die taak rust eerder op de Grondwetgever.

Type
Articles
Copyright
Copyright © T.M.C. Asser Press 1953

Access options

Get access to the full version of this content by using one of the access options below. (Log in options will check for institutional or personal access. Content may require purchase if you do not have access.)

References

page 298 note 1 Art. 26. — Les traités diplomatiques régulièrement ratifiés et publiés ont force de loi dans le cas même où ils seraient contraires à des lois internes françaises, sans qu'il soit besoin pour en assurer l'application d'autres dispositions législatives que celles qui auraient été nécessaires pour assurer leur ratification.

Art. 27. — Les traités relatifs à l'organisation internationale, les traités de paix, de commerce, les traités qui engagent les finances de l'Etat, ceux qui sont relatifs à l'état des personnes et au droit de propriété des Français à l'étranger, ceux qui modifient les lois internes françaises, ainsi que ceux qui comportent cession, échange, adjonction de territoire, ne sont définitifs qu'après avoir été ratifiés en vertu d'une loi.

Nulle cession, nul échange, nulle adjonction de territoire n'est valable sans le consentement des populations intéressées.

Art. 28. — Les traités diplomatiques régulièrement ratifiés et publiés ayant une autorité supérieure à celle des lois internes, leurs dispositions ne peuvent être abrogées, modifiées ou suspendues qu'à la suite d'une dénonciation régulière, notifiée par voie diplomatique. Lorsqu'il s'agit d'un des traités visés à l'article 27, la dénonciation doit être autorisée par l'Assemblée nationale, exception faite pour les traités de commerce.

page 299 note 1 Dit artikel, bij amendement-Serrarens ingediend en met 46 tegen 40 stemmen door de Tweede Kamer aanvaard, rust op een onrwerp, dat men zowel in de voorstellen van de commissie-Van Eysinga als in die van de Grondwets-commissie terugvindt en dat “het voetspoor van de nieuwe Franse Grondwet van 1946” volgt (van de Grondwetscommissie, Interim-rapport, p. 38).Google Scholar

page 299 note 2 Zie voor een nadere beschouwing van de Franse grondwetsbepalingen die het internationale recht raken: Niboyet, , “La Constitution nouvelle et certaines dispositions de droit international”, Dalloz Recueil analytique et critique 1946, Chron. p. 89 v.Google Scholar; de Vabres, Donnedieu, “La Constitution de 1946 et le droit international”, Dalloz 1948, Chron., p. 5 v.Google Scholar; Mouskhely, , “Le traité et la loi dans le système constitutionnel français de 1946”, Zeitschrift für ausländisches öffentliches Recht und Völkerrecht, 1950, p. 98 v.Google Scholar; Preuss, , “The relation of international law to internal law in the French constitutional system”, American Journal of International Law, 1950, p. 641 v.Google Scholar

page 299 note 3 Journal Officiel, Documents de la 2e Ass. Const., p. 296 v.

page 300 note 1 De huidige redactie van art. 28 is ontstaan op voorstel van Pierre Cot (zie Compte rendu analytique imprimé des séances de la Commission de la Constitution, p. 446.) Tevoren bepaalde de tekst, zoals men die in het meergenoemde rapport van de commissie t.a.p. terugvindt, zich tot de vaststelling van de normhiërarchie: “Les traités diplomatiques possèdent une autorité supérieure à celle des lois internes qui ne peuvent porter atteinte à leurs dispositions.” Door de wijziging van Cot is het accent verlegd naar het recht van Frankrijk om verdragen op te zeggen: “Nous voulons proclamer la supériorité du traité international sur la loi interne, mais nous entendons réserver néanmoins à l'Etat français le droit de dénoncer les traités.” Een uit volkenrechtelijk oogpunt dubieuze motivering, die wij hier terzijde kunnen laten; de wijziging is niet gericht geweest tegen het toetsingsrecht van de rechter, zoals Preuss, t.a.p. p. 664, schijnt aan te nemen.

Sommige schrijvers blijven volhouden dat art. 28 zich enkel tot de wetgever richt; naar hun mening berust in het systeem van de Grondwet de beoordeling van de ongrondwettigheid van de wet niet bij de rechter, maar bij het “Comité constitutionnel”. In die zin Batiffol, , “Traité de droit international prive”, p. 41Google Scholar; Motulsky, , Revue critique de droit international 1949, p. 62Google Scholar; Mouskhely, , t.a.p. p. 115Google Scholar. Hierop antwoorden Niboyet, Sirey, 1949, 2, 81Google Scholar, en Donnedieu, t.a.p., dat het opvolgen van de gestelde rangorde van normen niet zozeer een toetsen van de grondwettigheid van de wet inhoudt als wel het toepassen van de regel: lex posterior derogat priori nisi prior superior. Hiertegen voert Motulsky aan dat in het Franse recht juist niet de sterkste norm prevaleert: “la force exécutoire des nonnes est inversement proportionnelle à leur place dans la hiérarchie”. De rechter die niet voor de zwakste norm stilhoudt, sanctionneert een “excès de pouvoir” van de autoriteit die de norm in het leven riep; en daar-toe mist hij de bevoegdheid. Maar heeft niet juist de Grondwetgever zelf, gelijk wij zagen, op het speciale punt van art. 28 die bevoegdheid aan de rechter toegekend?

page 301 note 1 Chailley, , “De la nature juridique des traités internationaux”, thèse Paris 1932, pp. 122 v., 180, 234 v.Google Scholar In gelijke zin Donnedieu t.a.p., die in de artt. 26 e.v. “les idées de parallélisme et de hiérarchie” verenigd ziet. “Qui l'emporte est celui qui respecte à la fois ses propres règles de forme et celles de son concurrent”; het verdrag kan legen de intérieure wetgeving ingaan als de goedkeu-ringswet (die dus materiële betekenis verkrijgt!) daaraan de werking heeft ont-nomen; een wet kan pas van de verdragstekst afwijken als een opzegging is voorafgegaan. “A défaut de cette double procédure, à la fois interne et internationale, c'est toujours l'acte antérieur qui l'emporte sur l'acte postérieur.”

page 302 note 1 Een omschrijving van de goedkeuringswet, die men in de jurisprudence veel tegenkomt, maar die in strijd is met art. 31 van de Grondwet: “le Président de la République.… ratifie les traités.”

page 302 note 2 De doctrine blijft die mogelijkheid erkennen; zie Rousseau, Scelle, Etudes en l'honneur de G., II, 577Google Scholar; Vedel, , “Manuel élémentaire de droit constitutionnel”, p. 525Google Scholar; Benoist, in J.C.P. 1952, 992Google Scholar. — De practijk gaat nog verder; uit het ant-woord van de Minister van Buitenlandse Zaken, geciteerd in Rev. crit. dr. int. 1950, p. 258Google Scholar, blijkt dat enkel een “traité de commerce” aan parlementaire goedkeuring wordt onderworpen, zoals art. 27 eist; maar niet een “accord commercial” dat binnen het kader van de bestaande wetgeving blijft.

page 303 note 1 Ben bijzonderheid bij deze twee arresten is dat de rechter, om de regelmatig-heid van de overeenkomst te kunnen vaststellen, ook de competentie van de Belgische Regering tot het aangaan van dergelijke overeenkomsten meende te moeten onderzoeken.

page 304 note 1 Aldus nog een arrest C.d. Cass. (soc.) 11 Juli 1947, G.P. 1947, 2,116. Zie over de jurisprudence voor 1946 Rousseau, “Principes généraux de droit international” I, no. 268. — Een wet van het Vichy-regime van 28 Mei 1943 heeft deze formule van de Cd.Cass. overgenomen als richtlijn voor de rechter bij de beoordeling van de verenigbaarheid van huur- en pachtwetten met verdragen betreffende die materie.

page 305 note 1 Ook het antwoord van de Minister van Buitenlandse Zaken op vragen, uit de Assemblee nationale gesteld, gaat van dit standpunt uit. Een wet van 13 April 1946, die zich tegen het grootgrondbezit richt, gecft aan Franse pachtcrs welhaast zakelijke rechten op de gepachte grond. Aan de Minister werd nu gevraagd, of ook Nederlanders van dit “statut de fermage” konden profiteren. Zijn antwoord (dd. 5 Januari 1952, Rev.crit.dr.int. 1952, p. 161) luidde, dat dit mogelijk zou zijn op grond van art. 28, indien er een diplomatieke overeenkomst van die strekking bestond. In casu had enkel een notawisseling tussen de Franse en Nederlandse Regeringen plaats gehad, in 1949, die nog niet door het Parlcmcnt goedgekeurd was en dus niet voldeed aan de eisen in art. 27 gesteld.

page 306 note 1 Zie voor de verscheidenheid van benamingen, voor deze categorie gebruikt: Plaisant, in noot onder S. 1952, 2, 101; Rousseau, , “Principes”, p. 663 v.Google Scholar

page 306 note 2 Voor een lijst van schrijvers, een analyse van de gevolgde jurisprudentie en een uitgesponnen critiek daarop: zie Rousseau, , “Principes”, nos. 410–414Google Scholar; Batiffol, , “Traité” no. 38.Google Scholar

page 306 note 3 Voorbeelden uit de naoorlogse jurisprudentie zijn te vinden bij Plaisant, t.a.p.; Basdevant, , “Le rôle du juge national dans l'interprétation des traités diplomatiques”, Rev. crit. dr. int. 1949, 424.Google Scholar

page 306 note 4 Rousseau, t.a.p., no. 409; Batiffol, t.a.p., no. 38. — Dezelfde overweging heeft de zoveel zelfstandiger staande Engelse en Amerikaanse rechters ertoe gebracht op een aantal terreinen van internationaal recht de bindende kracht van een Regerings-“advies” te aanvaarden. Payot, Zie, “Les instructions du gouvernement lors de l'interprétation judiciaire du droit international”, thèse Lausanne 1950, pp. 57 v., 114 v.Google Scholar; Lyons, A. B., “Conclusiveness of the Foreign Office certificate”, British Year Book 23 (1946)Google Scholar, “The conclusiveness of the “suggestion” and certificate of the American State Department”, British Year Book 24 (1947)Google Scholar en “Conclusiveness of the statements of the Executive: Continental and Latin-American practice”, British Year Book 25 (1947).Google Scholar

page 307 note 1 Basdevant, , t.a.p., p. 426Google Scholar. In andere zin: Monneray, , Rev. cr. dr. int. 1951, 122.Google Scholar

page 307 note 2 Plaisant, t.a.p., vraagt zieh af of men hier niet te doen heeft met een variant van de exceptie van openbare orde, die de rechter in het conflicten-recht ge-bruikt; een exceptie nu rustend op overwegingen ontleend aan de “nécessités de la vie internationale”: overwegingen dus van internationále openbare orde.

page 307 note 3 Niboyet, , “Traité de droit international privé”, deel I, p. 43Google Scholar; Batiffol, , “Traité”, p. 42Google Scholar. — Voor de wijze waarop het Département van Buitenlandse Zaken zijn interpretatie doorgeeft aan de rechter: zie Plaisant, t.a.p.

page 308 note 1 Cretien, in de noot onder het arrest. Andere rechters hebben in gelijke gevallen deze regerings-interpretatie zonder meer geaccepteerd; zie t.a.p.

page 308 note 2 Bij dit arrest werd de interessante vraag behandeld of de rechter gehouden is een grammaticaal duidelijke verdragstekst zonder meer toe te passen, als die tekst onlogisch is en waarschijnlijk in strijd met de bedoeling van de verdrags-partijen. De advocaat-generaal meende van niet. Het Hof omzeilde de vraag met een beroep op de aanwezige Regerings-interpretatie.

page 309 note 1 Een veronderstelling die Weill en Leauté in de noot onder J.C.P. 1953, 7659 met de nodige reserve maken.

page 310 note 1 Voor een uitstekend overzicht van de houding van de Conseil d'Etat ten aanzien van verdragen zie: Virally, , “Le Conseil d'Etat et les traités internationaux”, J.C.P. 1953, 1098.Google Scholar

page 310 note 2 Deze “opinion courante” wordt bestreden door Virally, t.a.p.; in principe zou de Conseil d'Etat steeds een dergelijke toepassing van het verdrag hebben erkend, mits de aangevochten administratieve daad niet de internationale betrekkingen raakt of een Regeringsinterpretatie inhoudt.

page 311 note 1 Maspétiol, in “Etudes et documents du Conseil d'Etat” 1949, p. 53 v.Google Scholar: ook de Conseil d'Etat gaat steeds van de presumptie uit dat een latere wet niet in strijd is met een eerder verdrag.

page 312 note 1 Gretien, , “L'application et l'interprétation des clauses fiscales des traités internationaux par les tribunaux français”, Rev. crit. dr. int. 1951, p. 41 v.Google Scholar

page 312 note 2 Rousseau, , “Principes”, p. 668Google Scholar. — Eén Franse rechter is er, die alle ver-dragen interpreteert welke hem voorgelegd worden. Dat is de Conseil des Prises. Maar let men op de samenstelling van die raad, dan vindt men daarbij een vertegenwoordiger van de Minister van Buitenlandse Zaken (Basdevant, t.a.p.). Een bewijs a contrario, dat het uiteindelijk politieke motieven zijn die de andere rechterlijke colleges hun houding doen bepalen op het punt van de verdragsinterpretatie.

page 313 note 1 Raoult, , G.P. 1947, doctr. p. 69Google Scholar; eveneens de noot onder S. 1947, 1. 198.

page 313 note 2 Niboyet, , noot onder S. 1948, 2, 81Google Scholar. Met evenveel “évidence” als hij de terugwerkende kracht aanvaardt, verwerpt het Tribunal paritaire van Mauze-vin-Gers haar (uitspraak van 5 April 1948, J.C.P. 1948, 4369). Tegenstanders tonen zieh ook Savatier, D. 1947, J. 204 en Ourliac en Juglart, J.C.P. 1947, 3950.

page 314 note 1 de Vabres, Donnedieu, “La rétroactivité des artt. 26 et 28 de la seconde Constitution de 1946”, J.C.P. 1948, 733.Google Scholar