No CrossRef data available.
Article contents
Extract
Met dit academisch proefschrift verkreeg de schrijver de graad van geaggregeerde van het hoger onderwijs bij de Faculteit der Rechts-geleerdheid van de Vrije Universiteit te Brussel en opnieuw verschijnt aldus buiten Nederland een gedegen en voortrefFelijke Studie over Grotius' natuur- en volkenrechtelijke beschouwingen. Remec plaatste Grotius naast Vattel, de Pauw vergelijkt Grotius met Pattijn, die beiden een Mare Liberum schreven. De combinatie is ons vreemd; ter toelichting begint de schrijver als volgt:
“Een bekende episode uit de tachtigjarige oorlog is het beleg van Oostende. Wanneer de stad na een strijd van drie jaar en tachtig dagen door de Spanjaarden op de Staatsen is veroverd (22 September 1604), bezingt een Hollander haar val: de prijsgegeven stad is geteisterd door rampen, verschillende bezettingen, de zee, de pest, ze is doordrenkt met bloed en volledig vergruisd. Het gedieht heet Ostendia loquitur, de dichter is de eeneentwintig-jarige Grotius. Een eeuw later is Oostende het toneel van een nieuw bloeiend bedrijf, de Zuidnederlandse vaart op Indië, gegrondvest op het door dezelfde Grotius in een wereldberoemd boekje meesterlijk verdedigd principe van de vrijheid van handel en zeevaart: Mare liberum sive de iure quod Batavis competit ad Indicana commercia dissertatio (1609). Maar een eeuw is voorbijgegaan, de omstandigheden zijn veranderd, een nieuwe rechtvaardiging van hetzelfde principe is nodig. Een Raadsheer in de Grote Raad te Mechelen schrijft in het belang van een nieuwe Indische Compagnie een nieuw Mare Liberum (1726). Zijn naam is Pattijn.”
- Type
- Korte Artikelen — Notes
- Information
- Copyright
- Copyright © T.M.C. Asser Press 1962
References
1. Zie, Anthologia Grotiana, Den Haag 1955, blz. 38.Google Scholar
2. O.a. opgenomen achter de uitgave van “Hugonis Grotii De iure belli ac pads” van 1689Google Scholar, Amsterdam (Sumptibus Janssonio-Waesbergiorum).
3. Vgl. de onderhandelingen tussen Hollanders en Engelsen in 1613 en 1615, al was toen de Groot's magnum opus nog niet versehenen; zie G. N. Clark and Jonkheer W. J. M. van Eysinga, The colonial conferences between England and The Netherlands in 1613 and 1615, Part I, Bibliotheca Visseriana deel if, Lugduni Batavorum 1940; Part II, deel 17, 1951.
4. Blz. 2.
5. Blz. 250.
6. De behandelde stof is zo belangrijk, dat slechts een uitvoerige behandeling haar recht zou doen wedervaren; hier kan natuurlijk slechts met enkele opmerkingen worden volstaan. Zie blz. 16 vlg.
7. Blz. 29 en 30; zie de vertaling van De iure praedae van de hand van Dr. Onno Damsté, Leiden 1934, blz. 155 en 158; zie ook het Voorwoord van P. C. Molhuysen.
8. Blz. 30 noot 51.
9. Blz. 22 noot 38. Zie ook R. Fruin, Een onuitgegeven werk van Hugo de Groot, in Fruin, Robert's Verspreide GeschriftenGoogle Scholar, deel III, blz. 367–445, vooral 394–395 en 418.
10. Epistolae quotquot reperiri potuerunt, Amstelodami, P. en I Blaeu, MDCLXXXVII, blz. 327, nr. 765.
11. Blz. 157. Koningin Elisabeth verdedigde al in 1580 de vrijheid van de zee: “the use of the sea and air is common to all” (blz. 12; zie ook Oppenheim-Lauterpacht, International Law, vol. I, 8th ed., p. 584Google Scholar). En te voren hadden Vitoria, Vazquez en anderen haar verkondigd.
12. R. Fruin, a.w., blz. 369 en 407; zie ook de recensie van Hans Klee's Hugo Grotius und Johannes Selden, in R. M. Themis 1948Google Scholar, deel I, blz. 121–126, en E. N. van Kleffens, Over zes brieven uit het bezit van Hugo de Groot, Meded. Kon. Ned. Ak. van Wetenschappen, afd. Lett., Nieuwe Reeks, Deel 23, no. 16, Amsterdam 1960, blz. 472–475 en 489–491.
13. Blz. 49 vgl.; Bibl. Viss., deel 15, blz. 5.
14. Blz. 52; Bibl. Viss., deel 15, blz. 101.
15. Bibl. Viss., deel 15, blz, 126.
16. Liber II, c. 2, par. 24, editie Molhuysen, Den Haag 1919, blz. 154. Zie ook Clark, Bibl. Viss., deel 17, blz. 72–73.
17. Blz. 50 met de aldaar geciteerde literatuur. Zie ook S. Muller Fzn., Mare Clausum, Amsterdam 1872Google Scholar, blz. 135, noot 2 van blz. 134; Knight, W. S. M., The life and works of Hugo Grotius, London 1925, blz. 142Google Scholar: “So did Grotius, when in London, conveniently forget his rhetoric of the Mare Liberum, wherein he stigmatizes monopolists as criminals.” Knight maakt wel zure opmerkingen, maar zijn biografie bestrijkt de vele terreinen van Grotius. Hij heeft voor hem de grootste bewondering, maar wel niet voor zijn juridisch werk. “Grotius was not only a successor and continuator of the work and spirit of Erasmus, but, perhaps, his immediate heir” (o.c., p. 252). Volgens hem begint Grotius een tijdperk en sluit Erasmus er een af. Bij zijn dood zei Grotius: “By undertaking many things I have accomplished nothing.” The world, however, nearly three centuries after his death, unites in refusing to join with him, in his last despondent moments, in this denial of his greatness” (o.c., pp. 288–289).
18. Molhuysen, P. C., Briefwisseling van Hugo Grotius, eerste deel, 's-Gravenhage 1928, blz. XXIV.Google Scholar
19. Bibl. Viss., resp. deel 15 en deel 17.
20. De Pauw, blz. 51; van Eysinga, , Sparsa Collecta, Leiden 1958, blz. 283.Google Scholar
21. Bibl. Viss., deel 15, blz. 9–10.Google Scholar
22. Bibl. Viss., deel 15, blz. 13.Google Scholar
23. Bibl. Viss., deel 17, blz. 145–146.Google Scholar Grotius is dan al lang van het Hollandse politieke toneel verdwenen.
24. Huig de Groot als Nederlands gezant, Sparsa Collecta, blz. 288.Google Scholar
25. Blz. 46; zie ook blz. 58 vgl.
26. Blz. 64; zie ook blz. 66–68.
27. Blz. 68.
28. Fortuin, Zie H., De natuurrechlelijke grondslagen van de Groot's volkenrecht, 's-Gravenhage 1946, Voorwoord.Google Scholar
29. Blz. 65; vgl. ook blz. 249 en 250.
30. Zie De natuurrechtelijke grondslagen, reeds geciteerd; zie ook Liber Amicorum François, Leiden 1959Google Scholar, De betekenis van Grotius' natuurrechtelijke plichtenleer voor het heden, speciaal de blz. 103–112, op welke blz. de Pauw zich in noot 132 op blz. 75 beroept. Zie ook Nederlands Tijdschrift voor Internationaal Recht, 1960, blz. 126–127.Google Scholar
31. Blz. 68 en vgl.; zie De ture belli ac pacis, II, 2, 3Google Scholar; II, 3, 8–15; ed. Molhuysen blz. 143–144 en 157–163.
32. Blz. 73; zie Telders, M. B., Verzamelde Geschriften, 's-Gravenhage 1947–1949, deel II, blz. 121.Google Scholar
33. Potter, Pitman B., The freedom of the seas in history, law and politics, New York 1924Google Scholar, blz. 66 vgl. Van Eysinga, , Gids voor de Groots De ture belli ac pacis, Leiden 1945, blz. 24Google Scholar, spreekt van occupatie van bepaalde delen van de zee.
34. Mare Liberum, aangehaalde editie, blz. 14Google Scholar; De iure praedae, blz. 226Google Scholar; vertaling Damsté blz. 216.
35. Blz. 76; hij beroept zieh o.a. op J. Kosters, Les fondements du droit des gens, Bibl. Viss., deel 4, Lugd. Bat., 1925, blz. 50–51.Google Scholar
36. O.c., blz. 15; De natuurrechtelijke grondslagen, blz. 26 en passim.
37. In The framework of Grotius' book De iure belli ac pacis (1625), Amsterdam 1932, blz. 149 vgl.Google Scholar
38. O.c., II, 3, 10: 3, blz. 159.
39. O.c., II, 2, 13: 1, blz. 147, en II, 3, 12, blz. 159; zie ook N.T.I.R. 1960, blz. 126–127.Google Scholar
40. Epistolae quotquot no. 765, blz. 327.
41. Er zijn vier Latijnse uitgaven bekend, één Nederlandse vertaling en één Franse (blz. 109).
42. Blz. 244. Uit het voorgaande is al wel gebleken, dat naar mijn mening opportunisme in de werken van de Groot een veel geringere rol heeft gespeeld dan ook de blz. 250 en 251 suggereren.