Op 4 juni 1937 verkreeg Gesina van der Molen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam de graad van doctor in de rechtsgeleerdheid na verdediging van haar proefschrift “Alberico Gentili and the development of international law”. Zonder enige restrictie is dit een mooi en uiterst waardevol boek over een der belangrijke voorgangers van Grotius, die evenwel de eeuwen door de grote faam van de Groot niet heeft geëvenaard. Dr. van der Molen heeft oorspronkelijk niet een universitaire studie volbracht, doch is eerst wat later, geïnspireerd door haar mentor professor Anema, nadat een colloquium doctum haar de toegang tot de universiteit had verschaft, aan de Vrije Universiteit rechten gaan studeren. Tegelijkertijd zette zij haar journalistieke arbeid voort. In 1929 deed zij doctoraal examen. Reeds lang was toen haar belangstelling gewekt, diep getroffen als zij was door het uitbreken van de eerste wereldoorlog met het enorme leed, dat daarbij over de mensheid gebracht werd, voor het probleem van oorlog en vrede. Acht jaren na haar doctoraal verscheen het proefschrift, dat een standaardwerk moet worden genoemd over een der eersten, die zich met de vraag van oorlog en vrede en van het volkenrecht in het algemeen grondig bezig heeft gehouden. Zonder kennis van Latijn en Italiaans, van Romeinse Juristen, Kerkvaders, Scholastici, de Spaanse theologische juristen en de Reformatoren, van het volkenrecht en van veel meer zou het schrijven van dit werk niet mogelijk zijn geweest.