No CrossRef data available.
Article contents
De Sovjetrussische visie op het volkenrecht en de vreedzame coëxistentie
Published online by Cambridge University Press: 21 May 2009
Extract
De bolsjewistische revolutie van 1917 heeft door het uiteindelijk verheffen van de marxistisch-leninistische ideologie tot officiele staatsideologie niet alleen op politiek-historisch vlak een ommekeer betekend.
Daar het kommunisme, gesteund op de marxistisch-leninistische principes, zich tot finaal doel heeft gesteld de kapitalistische structuren en hegemonie te breken en te vervangen door nieuwe, originele structuren, impliceert dit meteen dat grondige wijzigingen dienen aangebracht aan het volkenrecht dat tenslotte niets meer is dan het geheel van normatieve regelen dat de verhoudingen regelt tussen de staten.
- Type
- Articles
- Information
- Copyright
- Copyright © T.M.C. Asser Press 1974
References
1. MEISSNER, B., Sowjetunion und Völkerrecht 1917 bis 1962. Eine bibliographische Dokumentation, Verlag Wissenschaft und Politik, Köln, 1963, p. 11.
2. Tun Kin, G.I., Droit International public. Problèmes théoriques. Editions A. Pédone, Paris, 1965, p. 19.
3. KOROWIN. E.A., in: KOSHEWNIKOW, F.I. u.a., Völkerrecht, herausgegeben von der Akademie der Wissenschaften der UdSSR-Rechtsinstitut – russ. Moskau, 1957, deutsche Uebersetzung von Schultz, mit einem Vorwort von Menzel, Hansischer Gildenverlag Joachim Heitmann & Co, Hamburg, 1960, p. 14 (Verder geciteerd als KOSHEWNIKOW).
4. Het volstaat hiervoor te verwijzen naar een citaat uit LENIN: “Wir sind keine Pazifisten. Wir sind Gegner imperialistischer Kriege, die um die Verteilung der Beute unter den Kapitalisten gefühit werden, aber wir haben es stets als Unsinn bezeichnet, dass das revolutionäre Proletariat auch revolutionären Kriegen abschwören sollte, die sich im Interesse des Sozialismus als not-wendig erweisen können”: LENIN, V.I., Ueber Krieg, Armee und Militärwissenschaft, II, 1. Halbband, Berlin (Ost), 1959, p. 36.
In dezelfdezin: Steinkamm, A., Die Streitkräfte in Kriegsvölkerrecht, Holzer-Verlag, Wurzburg, 1967, p. 289.Google Scholar
5. Zie meer gedetailleerd bv. Dekkers, R., Introduction au droit de l'Union soviétique et des Républiques populaiies, Editions de l'Institut de Sociologie de l'Université Libre Bruxelles, 1963, pp. 11–39.Google Scholar
6. Zoals bv. de gewoonte.
7. Afanassiev, V., Les principes de la philosophie, Editions du Progrès, Moscou, z.d., p. 459.Google Scholar
8. Toumanov, V., Le droit socialiste soviétique in: L'état soviétique et le droit, sous la direction de V. TCHKHIKVADZE, Editions du Progrès, Moscou, 1971, p. 183.Google Scholar
9. Toumanov, V., loc. cit., p. 184.Google Scholar
10. Vergelijk de rechtsdefinitie van WYSCHINSKI, A.J., Die Hauptaufgaben der Wissenschaft vom sozialistischen Sowjetrecht, in: Sowjetische Beiträge zur Staats- und Rechtstheorie, Berlin (Ost), 1953, p. 76: “Das Recht ist die Gesamtheit der Verhaltensregeln, die den Willen der herrschenden Klasse ausdrücken und auf gesetzgeberischem Wege festgelegt sind, sowie der Gebräuche und Regeln des Gemeinschaftslebens, die von der Staatsgewalt sanktioniert sind. Die Anwendung dieser Regeln wird durch die Zwangsgewalt des Staates gewährleistet zwecks Sicherung, Festigung und Entwicklung der gesellschaftlichen Verhältnisse und Zustände, die der herrschenden Klasse genehm und vorteilhaft sind”.
11. Afanassiev, V., op. cit., p. 460.Google Scholar
12. AFANASSIEV, V., op. cit, ibidem.
13. Immers ook het socialistisch recht drukt de wil der heeisende klasse uit, met dien verstande dat in een socialistisch land onder heersende klasse het ganse voik dient begrepen te woiden.
14. Meissner, B., op. cit. p. 88.Google Scholar
15. Korowin, E.A., in: KOSHEWNIKOW, p. 1.Google Scholar
16. Korowin, E.A., in: KOSHEWNIKOW, p. 2.Google Scholar
17. Zo waren de volgende normen en principes uit het volkemecht karakteristiek voor de feodale tijd: schenkingen van grondgebied bij verdrag, het vererven van grondgebied, oorlogen tussen dynastiën met erfopvolging als inzet.
Een principe als de vrijheid van de voile zee daarentegen is inherent aan de kapitalistische maatschappij.
18. Zie verder onder Hoofdstuk III.
19. Toumanov, V., loc. cit., p. 254Google Scholar; Jewgenew, W.W., in: KOSHEWNIKOW, p. 87.Google Scholar
20. Jewgenew, W.W., in: KOSHEWNIKOW, pp. 87–88.Google Scholar
21. Deze visie wordt bevestigd door de arresten van de militaire hoven van Neurenberg en Tokio.
22. Grzybowski, K., Soviet public international law. Doctrines and Diplomatic Practice, Sijthoff, Leyden, 1970, pp. 65–67.Google Scholar
23. KOROWIN wijst er echter op dat door het UNO-Charter aan de Veiligheidsraad een zekere georganiseerde kollektieve dwangbevoegdheid wordt verleend: Korowin, E.A., in: KOSHEWNIKOW, p. 5.Google Scholar
24. Tunkin, G.I., op. cit., p. 92Google Scholar: Koshewnikow, F.I., in KOSHEWNIKOW, pp. 255–256Google Scholar; LOUKACHOUK, I., Sources du droit international contemporain, in: Droit international contemporain. Recueil d'articles sous la direction du Professeur Tounkine, G., Editions du Progrès, Moscou, 1972, p. 254Google Scholar; Korowin, E.A., in: KOSHEWNIKOW, p. 5.Google Scholar
25. Koshewnikow, F.I., in: KOSHEWNIKOW, p. 258Google Scholar; Tunkin, G.I., op. cit., p. 66.Google Scholar
26. Tunkin, G.I., op. cit., p. 75.Google Scholar
27. Loukachouk, I., loc. cit., pp. 256–257.Google Scholar
28. Zo is het bijvoorbeeld onmogelijk een probleem zoals de ontwapening en de controle erop op te lossen in het kader van de internationale gewoonte.
29. Tunkin, G.I., op. cit, pp. 76–89Google Scholar; Loukachouk, I., loc. cit., pp. 263–271Google Scholar; Tunkin, G.I., Co-existence and international law, Recueil des Cours, 1958-III, vol. 95, pp. 9–21.Google Scholar
30. Korowin, E.A., in: KOSHEWNIKOW, p. 6.Google Scholar
31. Tunkin, G.I., Droit international public, p. 101.Google Scholar
32. Met uitzondering misschien van beslissingen die het interne leven van de organisatie betreffen of van sommige beslissingen van regionale organisaties: Tunkin, G.I., op. cit., pp. 111–112.Google Scholar
33. Tunkin, G.I., op. cit., p. 101.Google Scholar
34. Tunkin, G.I., Co-existence and international law, pp. 26–31.Google Scholar
35. Loukachouk, I., loc. cit., p. 281Google Scholar; Tunkin, G.I.; Droit international public, pp. 123–124Google Scholar; Tunkin, G.I., Co-existence and international law, pp. 23–26.Google Scholar
36. Tunkin, G.I., Droit international public, p. 126.Google Scholar
37. TUNKIN, G.I., op. cit., ibidem.
38. Dit komt overeen met wat we hierboven beweerden bij de bespreking van het socialistisch recht in het algemeen.
39. Tunkin, G.I., Co-existence and international law, p. 26.Google Scholar
40. Tunkin, G.I., Droit international public, p. 127Google Scholar; Korowin, E.A., in: KOSHEWNIKOW, p. 6.Google Scholar
41. Bowski, Grzy, K., op. cit., p. 31.Google Scholar
42. Meissner, B., op. cit, p. 76.Google Scholar
43. GRZY BOWSKI, K., op. cit., ibidem.
44. Korowin, E.A., in: KOSHEWNIKOW, p. 9.Google Scholar
45. Korowin, E.A., in: KOSHEWNIKOW, pp. 8–9.Google Scholar
46. KOROWIN, E.A., in: KOSHEWNIKOW, ibidem.
47. Voor het oplossen van eventuele conflicten tussen een verdrag en de interne Sovjet-wetgeving: Meissner, B., op. cit., pp. 77–78Google Scholar; Grzy Bowski, K., op. cit., pp. 30–32Google Scholar; Durdenewskij, W., Der Vorrang des völkerrechttichen Vertrages oder des inneren Gesetzes im Räterecht, Zeitschrift für Ostrecht, 4. Jg. 1930, pp. 379 e.v.Google Scholar
48. Garanin, E.I., Völkerrecht (Vorlesungsreihe), Berlin (Ost), 1955, p. 51Google Scholar: “Nur auf der Grundlage des Marxismus-Leninismus kann man das Völkerrecht rich tig begreifen. Die Völker-rechtswissenschaft steht auf dem festen Fundament des dialek tischen und historischen Materialismus. Von besonders wichtiger Bedeutung für das Völkerrecht ist die materialistische Gesichtsauffassung, der historische Materialismus, die marxistisch-leninistische Lehre von den Gesetzen der Entwicklung der Gesellschaft”.
49. Korowin, E.A., in: KOSHEWNIKOW, pp. 54–58.Google Scholar
50. Meissner, B., op. cit., p. 19.Google Scholar
51. MEISSNER, B., op. cit., ibidem.
52. Garanin, E.I., op. cit., p. 93Google Scholar: “Das Völkerrecht spiegelt die Aussenpolitik wider und bringt sie zum Ausdxuck. Es ist die in Einklang gebiachte Politik der verschiedenen Staaten”.
53. Meer uitgebreid omtrent de verhouding buitenlandse politiek/volkenrecht: Meissner, B., op. cit., pp. 22–26Google Scholar; Meissner, B., Aussenpolitische Theorie und Völkerrechtsdoktin der Sowjetunion, Internationales Recht und Diplomatie, 5. Jg, 1960, Heft 3/4, pp. IVGoogle Scholar e.v.; Steinkamm, A., op. cit., pp. 313–314Google Scholar; LEVINE, D., Influence de la politique extérieure des gouvernements et de la diplomatie sur le droit international, in: Droit international contemporain. Recueil d'articles sous la direction du Professeur Tounkine, G., pp. 283–305Google Scholar; Tunkin, G.I., Droit international public, pp. 168–190.Google Scholar
54. Het is opmerkelijk dat het onderwijs in het volkenrecht aan de toenmalige Russische universiteiten vooral gegeven werd door Duitse professoren (BERGBOHM von TAUBE, NOLDE).
55. Grzy Bowski, K., op. cit., p. 3Google Scholar; Meissner, B., Sowjetunion und Völkerrecht, pp. 33–34.Google Scholar Andere periodiseringen kunnen eveneens, zij het minder succesvol, volgehouden worden: MEISSNER, op. cit., ibidem, geeft een overzicht van deze periodiseringen.
56. Hrabar, V.E., Das heutige Völkerrecht vom Standpunkt eines Sowjetjuristen, Zeitschrift für Völkerrecht, Bd XIV, 1928, pp. 189 e.v.Google Scholar; Meissner, B., Die Sowjetunion, die baltischen Staaten und das Völkerrecht, Köln, 1956, pp. 146 e.v.Google Scholar; Fiedler, H., Der sowjetische Neutralitätsbegriff in Theorie und Praxis, Köln, 1959, pp. 39 e.v.Google Scholar
57. KOROWIN. E.A., Das Völkerrecht der Uebergangszeit, 1 Auflage Moskau – Petrograd 1923; 2e Auflage Moskau 1924; deutsche Uebersetzung herausgegeben von Prof. Dr. H. Kraus, Berlin, 1929.
58. Meissner, B., Sowjetunion und Völkerrecht, pp. 37–38Google Scholar met verwijzing naar KOROWINS in het Russisch gepubliceerde werk, Das gegenwärtige internationale öffentliche Recht, Moskau-Leningrad, 1926.
59. Grzy Bowski, K., op. cit., p. 5.Google Scholar
60. Meissner, B., op. cit., pp. 38–39.Google Scholar
61. Fiedler, H., op. cit., pp. 42 e.v.Google Scholar
62. KOROWIN wist zich te handhaven door aan zelfkritiek te doen.
63. Geciteerd door Meissner, B., op. cit., p. 41.Google Scholar
64. PASCHUKANIS werd tijdens de grote zuivering van 1937 gefusilleerd en in 1956 officieel gerehabiliteerd alhoewel zijn juridische theoriën verworpen blijven: Hazard, J.N., Pashukanis is no traitor, Am. Journal of Int. Law, 1957, p. 385.Google Scholar
65. Hazard, J.N., Cleansing Soviet International Law of Antimarxist Theories, Am. Journal of Int. Law, 1938, pp. 244 e.v.Google Scholar
66. Fiedler, H., op. cit., pp. 45 e.v.Google Scholar
67. Dit wijst eiop, zoals we hierboven beweeiden, dat het volkenrecht wel degelijk ondergeschikt is aan de buitenlandse politiek, waarvan het slechts de afspiegeling is. Zie het onder voetnoot 52 vermelde citaat uit GARANIN.
68. WYSCHINSKI, A.J., Die Hauptaufgaben der Wissenschaft vom sozialistischen Sowjetrecht, in: Sowjetische Beiträge zur Staats- und Rechtsheorie, Berlin (Ost), 1953, pp. 50–108.
69. Meissner, B., op. cit., pp. 46–47Google Scholar geeft een meer gedetailleerd overzicht van de “12 stellingen van WYSCHINSKI”.
70. “Das Völkerrecht ist ein besonderer Rechtszweig, der auf die Beziehungen zwischen Staaten Anwendung findet. Das Völkerrecht legt die Beziehungen zwischen den Staaten, die sich im Prozess ihres politischen und wirtschaftlichen Kampfes und ihrer Zusammenaibeit in der internationalen Arena entwickeln, in Form von gegenseitigen Rechten und Pflichten fest, die in internationalen Verträgen und Abkommen, in der inneren Gesetzgebung und der Gewohnheiten fixiert werden”.
71. Grzy Bowski, K., op. cit., p. 13.Google Scholar
72. Meissner, B., op. cit., pp. 50–57Google Scholar bespreekt de onderscheiden stellingen en kritieken. Vooral KOROWIN, KOSHEWNIKOW en TUNKIN waren gedurende deze periode buitengewoon actief.
73. Grzy Bowski, K., op. cit., pp. 16–22.Google Scholar
74. Zie het onder voetnoot 52 vermelde citaat van GARANIN.
75. Me WHINNEY, E., Le concept sovietique de “coexistence pacifique” et les rapports juridiques entre l'U.R.S.S. et les états occidentaux, Rev. gén. de droit int. public, 1963, p. 546Google Scholar; Me Whinney, E., “Peaceful coexistence” and Soviet-Western international law, Sijthoff, Leyden, 1964, p. 32.Google Scholar
76. Deze kritiek is onder meer vervat in een brief gericht aan de Diiecteur van de Revue générate de droit international public en ondertekend o.a. door volgende eminente internationalisten: KOSHEWNIKOW, KOROWIN, LAZAREV en BLISHCHENKO. (Rev. gén. de droit int. public, 1964, pp. 310–312Google Scholar). In deze brief reageerden de ondertekenaars tegen het onder voetnoot 75 vermelde artikel van Me WHINNEY.
77. Deze conclusie ging gepaard met het verwerpen der TROTSKISTISCHE thesis van de permanente revolutie.
78. Lenine, V.I., Oeuvres, Paris-Moscou, t. 26, p. 262:Google Scholar
“Nous dénonçons tous les points relatifs au pillage et aux actes de violence; mais nous accepteions de tout coeur les points qui contiennent des conditions de bon voisinage et des accords économiques; nous ne pouvons pas le rejeter”.
Geciteerd in Afanassiev, V., op. cit., p. 430.Google Scholar
79. TOUNKINE, G., Coexistence pacifique et droit international, in: Droit international contemporain. Recueil d'articles sous la direction du Professeur Tounkine, G., p. 6.Google Scholar
80. SCHROEDER, F.C., Die Rechtmässigkeit des Krieges nach westlicher und sowjetischer Völkerrechtsauffassung, in: Völkerrecht in Ost und West, herausgegeven Von Maurach, R. en Meissner, B., Kohlhammer Verlag, Stuttgart, Berlin, Köln, Mainz, 1967, p. 187.Google Scholar
81. Lenin, V.I., Das Militärprogramm der proletarischen Revolution, Ausgewahlte Werke in zwei Bänden, Berlin (Ost), 1955, Bd I, p. 876.Google Scholar
82. Lenin, V.I., Ueber Krieg, Armee und Militärwissenschaft, II, 1. Hallband, Berlin (Ost) 1959, p. 73.Google Scholar
83. Voor het revolutionaire aspect zie het onder voetnoot 4 vermelde citaat uit LENIN.
84. Schroeder, F.C., op. cit., p. 186.Google Scholar
85. Schroeder, F.C., op. cit., p. 184.Google Scholar
86. La politique étrangère soviétique. Textes officiels (1917–1967). Editions du Progres, Moscou, 1971, pp. 23–24.
87. Krylov, S.B., Les notions principales du droit des gens (La doctrine soviétique du droit international). Recueil des Cours, 1947–1941, pp. 423–427.Google Scholar
88. Zie in deze zin “de zesde stelling van WYSCHINSKI”: “Die UdSSR ist das einzige sozialistische Land der Welt. Lenin hat dazu gesagt, dass die Existenz der UdSSR neben den imperialistischen Staaten unmöglich einen längeren Zustand dulde. Trotzdem schliesst aber der Tatbestand beider Systeme nich die Möglichkeit vorläufiger Abkommen mit kapitalistischen Staaten auf dem Gebiete der Industrie, des Handels und diplomatischer Beziehungen aus”.
89. Wyschinski, A.J., loc. cit., pp. 85 e.v.Google Scholar
90. Fiedler, H., loc. cit., passim.Google Scholar
91. Ost-Probleme, 1952, pp. 1440 e.v.
92. Schroeder, F.C., op. cit., p. 192.Google Scholar
93. Les Principes du marxisme-leninisme. Manuel, onder leiding van KUUSINEN, Editions en langues étrangètes, 2e édition, Moscou, z.d., p. 463.
94. IL'ICEV, L., Die friedliche Koexistenz und der Kampf der zwei Ideologien, Ost-Probleme 1960, pp. 194 e.v.Google Scholar
95. Ponomarev, B., Die friedliche Koexistenz ist eine Lebensnotwendigkeit, Ost-Probleme 1960, pp. 619 e.v.Google Scholar
96. Bettati, M., “Souveraineté limitée” ou “internationalisme prolétarien”? Les liens fondamentaux de la communauté des états socialistes, Rev. beige de dr. intern., Vol. VIII, 1972–1972, p. 477.Google Scholar
97. Schroeder, F.C., op. cit, p. 194.Google Scholar
98. Les principes du marxisme-leninisme, p. 461.
99. KRUSHCHEV, N.S., An Account to the Party and the People. Report of the Central Committee, Communist Party of the Soviet Union, to the 22nd Congress of the Party, October 17, 1961.
100. “Les communistes n'ont jamais pensé, ni ne pensent que la voie de la révolution passe inévitablement par les guerres entre états”: Les principes du marxisme-leninisme, p. 494.
101. Rechenschaftsbericht des Zentralkomitees der Kommunistischen Partei der Sowjetunion, dem XXIV. Parteitag der KPdSU durch den Generalsekretär des ZK, Leonid BRESHNJEW, am 30. März 1971 unterbreitet: “Die Sowjetunion ist ein friedliebender Staat; das resultiert aus dem ganzen Charakter unserer sozialistischen Ordnung. Die Ziele der sowjetischen Aussenpolitik, wie sie vom XXIII. Parteitag der KPdSU formuliert wurden, bestehen darin … das Prinzip der friedlichen Koexistenz von Staaten mit unterschiedlicher sozialer Ordnung konsequent zu verfechten, den agressiven Kräften des Imperialismus eine entschiedene Abfuhr zu erteilen und die Menschheit vor einem neuen Weltkrieg zu bewahren”, Europa-Archiv, Folge 10/1971, D 232.
102. Bettati, M., loc. cit., pp. 458–468.Google Scholar
103. Zorgbibe, C., La doctrine soviétique de la “souveraineté limitée”, Rev. gén. de droit int. public, 1970, pp. 872Google Scholar e.v. De stelling van ZORGBIBE wordt impliciet bevestigd door BREZJNEW in zijn rapport namens het Centraal Comitee der K.P. op het XXIVe Partijcongres waarin hij vermeldt dat de interventie in Tsjechoslowakije geschiedde op aanvraag van Tsjechische partij- en staatsfunctionarissen, van kommunisten en arbeiders; van een eventuele aanvraag vanwege de wettige Tsjechische regering is dus geen sprake. Voor de tekst van BREZNJEW's verklaring: Europa-Archiv, Folge 10/1971, D 237.
104. Bettati, M., loc. cit, p. 464.Google Scholar
105. Tounkine, G., loc. cit., p. 18Google Scholar met verwijzing naar het XXIIIe Partijcongres van de Sovjet K.P.
106. Steinkamm, A., op. cit., p. 305Google Scholar somt de oorlogen op die naar de Sovjetdoctrine als rechtmatig beschouwd worden:
a) proletarische burgeroorlogen tegen de bourgeoisie;
b) verdedigingsoorlogen der socialistische landen tegen de imperialistische agressoren;
c) nationale bevrijdingsoorlogen van de koloniale volkeren en niet-onafhankelijke staten tegen het kolonialistisch systeem van het imperialisme, en
d) bevrijdingsoorlogen van de volkeren der bourgeoisstaten als slachtoffers van imperialistische veroveraars in hun strijd voor de vrijwaring van de nationale souvereiniteit.
107. Afanassiev, V., op. cit., p. 435.Google Scholar
108. Zie de onder voetnoten 94 en 95 vermelde artikelen van IL'ICEV en PONOMAREV.
109. Tounkine, G., loc. cit, p. 19.Google Scholar
110. Programme du Parti communiste de l'Union Soviétique, Editions en langues étrangères, Moskou, 1961, p. 67.
111. Ibidem.
112. Les principes du marxisme-leninisme, p. 470.
113. Een bepaalde Joegoslavische doctrine deelt de vreedzame coëxistentie in in “actieve” of “passieve” vreedzame coëxistentie. Deze indeling lijkt kunstmatig aangezien de vreedzame coëxistentie een intense samenwerking veronderstelt, dus uiteraard actief is. Vergelijk: BARTOS, M., Aspects juridiques de la coexistence pacifique active entre Etats, Reports of the forty seventh Conference of the International Law Association, 1956, p. 33.
114. Tunkin, G.I., Droit international public, p. 33.Google Scholar
115. Meissner, B., Sowjetunion und Völkerrecht, pp. 59 e.v.Google Scholar
116. Vooral KOROWIN had steeds het bestaan van een dergelijk algemeen bindend volkenrecht ontkend: Tunkin, G.I., Co-existence and international law, pp. 59–60.Google Scholar
117. Voor een definitie van het begrip “fundamentele principes”: BOBROV, R., Principes fondamentaux du droit international contemporain in: Droit international contemporain. Recueil d'articles sous la direction du Professeur G. Tounkine, pp. 52–60.
118. Tunkin, G.I., Droit international public, p. 51.Google Scholar
119. Bobrov, R., loc. cit., p. 61Google Scholar; Korowin, E.A., in KOSHEWNIKOW, p. 11.Google Scholar Vergelijk de Préambule: “… verdraagzaamheid te betrachten en tezamen in vrede met elkander als goede naburen te leven … onze krachten te verenigen om internationale vrede en veiligheid te handhaven” Artikel 1: De doeleinden van de Verenigde Naties zijn: 1. Internationale vrede en veiligheid te handhaven…
120. De zg. Pancha Shila, het Chinees-Indisch verdrag van 29 april 1954 betreffende handel en verkeer met Tibet; de resolutie van de Conferentie der Aziatische en Afrikaanse landen gehouden te Bandoeng in april 1955.
121. Resolutie 1236 (XII) van 15 december 1957 sur les relations pacifiques et de bon voisinage entre Etats et les mesures servant à les affirmer; Resolutie 1495 (XV) van 18 October 1960 sur la coopération des Etats membres de l'ONU.
122. Bobrov, R., loc. cit., pp. 60–83Google Scholar en Tunkin, G.I., op. cit., pp. 35–61Google Scholar behandelen deze onderscheiden fundamentele principes uitvoerig.
123. De souvereine gelijkheid der staten: artikel 2, paragraaf 1 van het UNO-Charter; de nietinmenging: artikel 2 paragraaf 7 van het UNO-Charter; de gelijke rechten en het zelfbeschikkingsrecht der volkeren: artikel 1 paragraaf 2 en artikel 55 van het UNO-Charter; de resoluties 545 (VI) van 5 februari 1952 en 637 (VII) van 16 december 1952 betreffende het zelfbeschikkingsrecht der volkeren, aangenomen door de Algemene Vergadering, de resolutie 1514 (XV) van 14 december 1960 betreffende het toekennen van onafhankelijkheid aan koloniale landen en volkeren, aangenomen door de Algemene Vergadering, de resolutie 1803 (XVII) van 14 december 1962 betreffende de permanente souvereiniteit over de natuurlijke rijkdommen, aangenomen door de Algemene Vergadering, artikel 1 van het Internationaal Verdrag betreffende de burgerlijke en politieke rechten; de territoriale integriteit: artikel 2, paragraaf 4 van het UNO-Charter; de niet-agressie: artikel 2, paragrafen 3 en 4, de artikels 51, 106 en 107 van het UNO-Charter, de uitspraken van de internationale tribunalen van Nuremberg en Tokio; de vreedzame beslechting van geschillen: artikel 2 paragraaf 3, de artikels 33, 34, 35, 36, 37 en 38 van het UNOCharter; de ontwapening: de artikels 11 en 26 van het UNO-Charter, de resolutie 808 (IX) van 4 november 1954 betreffende de te nemen maatiegelen ten gunste van de ontwapening aangenomen door de Algemene Vergadering, de resolutie 1378 (XIV) van 20 november 1959 betreffende de gehele en algemene ontwapening aangenomen door de Algemene Vergadering; het verbod de oorlog te propageren: de resolutie 110 (II) van 3 november 1947 betreffende het verbod de oorlog te propageren.
124. Tunkin, G.I., op. cit., p. 61.Google Scholar
125. Tunkin, G.I., op. cit., p. 62.Google Scholar
126. CHOURCHALOV, V., Le droit international dans les rapports entre états socialistes in: Droit interantional contemporain. Recueil d'articles sous la direction du Professeur G. Tounkine, p. 85.
127. ISRAELIAN, e.a., La politique étrangère de l'U.R.S.S., Editions du Progrès, Moscou, 1967, p. 64.
128. Tunkin, G.I., op. cit., pp. 236–237, p. 243Google Scholar; Chourchalov, V., loc. cit., p. 93.Google Scholar
129. Chourchalov, V., loc. cit., pp. 97 e.v.Google Scholar
130. Tunkin, G.I., op. cit., p. 237.Google Scholar
131. Chourchalov, V., loc. cit., p. 104.Google Scholar
132. Chourchalov, V., loc. cit., pp. 103–104.Google Scholar
133. Chourchalov, V., loc. cit., p. 103.Google Scholar
134. Zie hiervoor bv. het bronnenmateriaal in TUNKIN's, Droit international public, Problemes théoriques.
135. Les principes du marxisme-leninisme, p. 463.
136. Een verder gevolg van de ideologische gebondenheid van de Sovjetrussische visie op het volkenrecht, is de moeilijkheid die sommige Westerse juristen precies ten gevolge hiervan schijnen te ervaren om de Sovjet-doctrine onbevootoordeeld en objectief-sereen te benadeien. Zo voert H.J. BERMAN (Justice in the U.S.S.R. An Interpretation of Soviet Law, second printing, Harvard University Press, Cambridge, Massachusetts, 1966, p. 4) aan als motivatie en uitgangspunt voor zijn studie van het Sdvjetrecht: “If, however, the avenues of peace are cut off by a new world war then we shall surely have to know Soviet law, since if we win, we shall presumably have the task of governing the Soviet survivors who have been brought up on it; on the other hand, if the Soviets should win we might possibly have to face the not so very pleasant prospect of being brought up on it ourselves”.
137. Schroeder, F.C., op. cit, p. 186.Google Scholar
138. Zo bepalen aitikel 1 van het Landoorlogsreglement (gevoegd bij het Verdrag betreffende de wetten en gebruiken van de oorlog te land, Den Haag, 1907), artikel 13 van het Verdrag voor de ver bete ring van het lot der gewonden en zieken, zich bevindend bij de strijdkrachten te velde (Genève 1949), artikel 13 van het Verdrag voor de verbetering van het lot der gewonden, zieken en schipbreukelingen van de strijdkrachten ter zee (Geneve, 1949) en artikel 4 van het Verdrag betreffende de behandeling van krijgsgevangenen (Genève 1949), dat een partisaan aan de volgende juridische criteria moet voldoen om beschouwd te worden als rechtmatige combattant: a) onder het bevel staan van een persoon die verantwoorlijk is voor zijn ondergeschikten, b) een vast en op enige afstand herkenbaar onderscheidingsteken te hebben, c) de wapens openlijk te dragen, d) zich in hun handelingen te gedragen naar de wetten en gebruiken van de oorlog. Naar de Sovjet-doctrine daarentegen moeten de partisanen zich enkel gedragen naar de voorwaarde d): zich in hun handelingen gedragen naar de wetten en gebruiken van de oorlog: Koshewnikow, F.I., in: KOSHEWNIKOW, p. 438Google Scholar en Trainin, I.P., Questions of Guerilla Warfare in the Law of War, Am. Journal of Int. Law, 1946, pp. 555 e.v.Google Scholar
139. Fiedler, H., op. cit., passim.Google Scholar