Hostname: page-component-586b7cd67f-dsjbd Total loading time: 0 Render date: 2024-11-30T00:18:53.274Z Has data issue: false hasContentIssue false

Nederlandse internationaal-privaatrechtelijke rechtspraak met betrekking tot Indonesië

Published online by Cambridge University Press:  21 May 2009

Get access

Extract

Kollewijns “Tien Jaren Nederlandse Rechtspraak internationaal privaatrecht (1954–1963)” is een juweel! Het boek bevat een schat van gegevens op internationaal privaatrechtelijk gebied.

Type
Articles
Copyright
Copyright © T.M.C. Asser Press 1968

Access options

Get access to the full version of this content by using one of the access options below. (Log in options will check for institutional or personal access. Content may require purchase if you do not have access.)

References

1 Hof 's-Gravenhage, 18–3–1954, N.J. 1954, 575, WPNR 4421.Google Scholar

2 Er is veel Nederlandse jurisprudentie over de Toescheidingsovereenkomst. Zie hierover o.a. Prins, W. F., Jurisprudentie inzake de Wet op het Nederlanderschap en de Toescheidingsovereenkomst, 4 “Het Personeel Statuut” (afgekort: “H.P.S.”) (1952), 39 ev.Google Scholar; idem, De gevolgen van de souvereiniteitsoverdracht ten aanzien van de nationaliteit van Nederlandse onderdanen, 3 H.P.S. (1952), 49 ev. Vgl. ook over de practische moeilijkheden i.v.m. het bewijs van Nederlanderschap, “Hoe bewijzen ‘Indische Nederlanders’ hun Nederlanderschap?” 1 H.P.S. (195), 31 ev. Verder Prins, Nationaliteitscuriosa, 2 H.P.S. 1951, 139 ev.

3 Zie S. van der Weg, De Indonesische nationaliteitswet, in 10 H.P.S., 1959, 1 ev. met Nederlandse vertaling van de tekst; Voor een artikelsgewijze commentaar op de nationaliteitswet, zie mijn “Tafsiran Undang-Undang Kewarganegaraan Republiek Indonesia” (Interpretatie van de nationaliteitswet der Indonesische Republiek), Djakarta (1960).

4 Men zie hierover o.a. de meesterlijke dissertatie van Ko Swan Sik, De meervoudige nationaliteit, Leiden (1957) (Zie Kollewijn, Tien jaren, 28) WPNR 4830, bij Hof 's Hertogenbosch 1–6–1961, N.J. 1963, 239, het bekende geval van een olografisch testament opgemaakt door een bipatride Nederlander-Duitser waarbij terecht op de effectieve nationaliteit de nadruk viel.

De verdere uitvoering van de Overeenkomst inzake de opheffing van dubbele nationaliteit tussen Indonesië en de Chinese Volksrepubliek is voorlopig door de verslechtering der politieke situatie en diplomatieke betrekkingen, opgeschort. Vide Instructie Minister van Justitie 12–9–1966 no. D.T./1/3 aan alle Voorzitters van de Pengadilan Negeri, in “Varia Peradilan” (van de, TijdschriftIkatan Hakim Indonesia”, Bond van Indonesische rechters), VI (1966), 41.Google Scholar

5 Zie Kollewijns “Unieregionaal privaatrecht in de Nederland-Indonesische Unie” in “Gedenkboek Rechtswetenschappelijk hoger onderwijs in Indonesië 1924–1949” (Groningen-Djakarta), (1949); “Le droit interrégional privé du Royaume des Pays Bas” in 1 NTIR (19531954).Google Scholar Vgl. ook Kollewijn in N.J.B. 1952, 238, “Het wetsont-werp betreffende het internationaal privaatrecht”, waarin gesteld werd dat zolang geen bewuste wijzigingen zijn aangebracht, de terminologische verandering van “interregionaal recht” in “internationaal privaatrecht” slechts verandering in naam betekende.

6 Vgl. Lemaire, Het Recht in Indonesië, Hukum Indonesia, 's-Gravenhage- Bandung, 2e dr. (1955), 188.Google Scholar

De Kantonrechter te den Haag heeft in zijn vonnis van 5–4–1950, N.J. 1950, 407 (ook afgedrukt in 1 H.P.S. 1950, 43 ev. met noot Redactie H.P.S. waarin aangehaald Kollewijns visie, R.M.T. 1948, 231) nog gewezen op het aanwezig zijn van een “zekere band tussen de onderdanen van de Indonesische Staat en Nederland”, dit “op historische als ideële gronden”, speciaal m.b.t. Christen-Indonesiërs, zodat ze zelfs nog na de Toescheidingsovereenkomst door de Kantonrechter (het was 1950) als Nederlandse onderdanen bleven aangemerkt. Hiertegen terecht, de Winter, zoals genoemd door A. G. Loeffin H.R. 3–6–1958, N.J. 1959 no. 50.

Zie ook i.v.m. de practische moeilijkheden van het bewijs van kiesgerechtigheid voor personen met “ambonese” namen, Prins, Nationaliteits curiosa, 2 HPS (1951), 139 ev, op p. 142 ev.; Verder “Is een met Europeanen gelijkgestelde een inheemse in de zin der Toescheidingsovereenkomst?”, 3 HPS 1952, 44 ev.

7 In de eerste jaren na de souvereiniteitsoverdracht was er nog sprake van een speciale bevoorrechte positie van Indonesiërs in Nederland resp. Nederlanders in Indonesië, o.a. op processueel gebied. Vgl. noot D. J. Veegens onder H.R., Beschikking 27–1–1953, N.J. 1954, 243. Vgl. ook Redactie H.P.S. in 6 H.P.S. 1955, 18, “Verhouding van Nederlands onderdaanschap en Indonesisch staatsburgerschap”: “Bij het opstellen van de R.T.C, accoorden is men er van uitgegaan, dat de Indonesiërs in Nederland geen vreemdelingen zouden zijn, zij zouden een bevoorrechte status bezitten. Het verslappen van de Unieband heeft in feite geleid tot de interpretatie zoals thans gegeven” (Kommentaar op de beschikking van de H.R.).

8 Hoge Raad 18–6–1954, N.J. 1954, 448, WPNR 4421.

9 Hoge Raad 20–10–1958, H.P.S. 1959, 36, WPNR 4635.

10 H.R. 3–6–1958, resp. in N.J. 1959, 50 en 51, WPNR 4635.

Vgl. ook de andere door Kollewijn besproken uitspraken die verband houden met de competentie in interregionale verhoudingen, o.a. Hof 's-Gravenhage 14–1–1954, N.J. 1954, 653, Clunet 1957, 446, WPNR 4423, Tien jaren 63 (verzoek om machtiging door vrouw die in den Haag woonde om een alimentatievordering in te stellen legen haar in Bandung wonende man); Hof 's-Gravenhage 7–12–1960, N.J. 1961, 475, WPNR 4739, Tien jaren 100 (Engelsen waarvan de waarschijnlijk van geboorte Nederlandse vrouw uit Djakarta naar Nederland is vertrokken en de man daarna is nagereisd, verblijf houdende in een hotel te 's-Gravenhage).

11 Vgl. mijn Soal2 aktuil tentang kewarganegaraan” (Actuele vragen omirent nationaliteitsrecht), Djakarta (1961).Google Scholar

Zie ook i.v.m. de practische moeilijkheden m.b.t. minderjarigen Van der Weg, S., De artikelen 8 en 9 van de Overeenkomst betreffende de toescheiding van Staatsburgers, 6 H.P.S. 1955, 63 ev.; Redactie H.P.S. “Artikel 10 der Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap geldt niet voor kinderen van spijtoptanten”, 10 H.P.S. 1959, 36: Barentsen, W. A., Overzicht van de huidige interpretatie van de Overeenkomst betreffende de toescheiding van Staatsburgers, 13 H.P.S. 1962, 51 ev. 61 ev., “Rechtsvragen” in 15 H.P.S., 1964, 43.

12 Vgl. Interpretatie Nationaliteitswet, 182 ev.

Tot de andere practische moeilijkheden ten tijde van de overgangsperiode na de souvereiniteitsoverdracht en de totstandkoming van de Indonesische nationaliteitswet van 1958 behoorde ook het probleem van de status der Nederlandse vrouw die met een Indonesiër gehuwd was. Vgl. Bakker, P., De nationaliteit van de Nederlandse vrouw na huwelijk met een Indonesiër, 5 H.P.S. 1954, 64 ev.

13 H.R. 18–6–1954, N.J. 1954 no. 448, WPNR 4421, Tien jaren 4.

14 Brief van Supomo dd. 8–2–1952 en van Kollewijn dd. 8–2–1952.

15 Hof 's-Gravenhage 6–11–1952, N.J. 1953 no. 59.

16 Sinds 1–1–1920 (met de nieuwe tekst van 163 I.S., Stbl. 1907 no. 205).

17 Deze term neigt tot de “algemene toepasselijkverklaring” ex art. 131.

18 Supomo, , Sistim hukwn di Indonesia (Systeem van het Indonesische recht), Djakarta (1953), 17Google Scholar is van mening dat dit veroorzaakt werd door het standpunt der toenmalige wetgever dat de Europese bevolkingsgroep van hogere ‘standing’ is dan de andere bevolkingsgroepen, zodat er practisch geen behoefte bestond voor Europeanen om over te gaan tot een andere (mindere) bevolkingsgroep.

19 Bijblad 4029.

20 Bijblad 4998.

21 Bijblad 7962.

22 Zie hierover, Prins, Nederlander of inheemsch onderdaan niet-Nederlander, T. 147, 741.

23 Vgl. bijv. Hooggerechtshof 31–7–1855, T. 11, 321, waarbij A.M. van der Z. tot Europeaan werd verklaard, terwijl hij loch in feite afstamde van een zekere Bapa Saim, doch daarentegen getrouwd was met vrouwe A. E. van het Weeshuis Parapatan. Hij was commies bij het bestuur en maatschappelijk werd nimmer betwijfeld dat hij Europeaan was; Hooggerechtshof 28–10–1879, T. 33, 316 (Johannes Wilhelmus Poetoehena, getrouwd met J. C. Merling); Hooggerechtshof 17–8–1887, T. 49, 260 (zaak Jacob da Costa, getrouwd met een Europese vrouw).

24 Raad van Justitie Amboina 11–9–1860, T. 19, 473 (zaak R. A. de Fretes).

25 Raad van Justitie Djakarta 11–8–1862, Hooggerechtshof 21–8–1862, T. 21, 323 (zaak Isaac Thomas Runner), Hooggerechtshof 16–4–1895, T. 64, 280 (zaak Oey Tjwan Ge alias Willem de la Rambelje).

26 Vgl. Prins, De gevolgen van de souvereiniteitsoverdracht ten aanzien van de nationaliteit van Nederlandse onderdanen 3 H.P.S. 1952, 59.

27 Zie Instructie Generaal Suharto 27–12–1966 no. 31/U/IN/12/1966.

De in de Federale tijd uitgegeven regelingen vermelden nog de basisregeling voor het onderscheid in bevolkingsgroepen. Men zie o.a. de Ordonnantie Buitengewone Huwelijksvoltrekkingen, Stbl. 1947 no. 64 (art. 1 lid 1).

28 Vroeger, : “Christen Inlanders”.Google Scholar

29 Kantonrechter 's-Gravenhage 5–4–1950, N.J. 1950, 407.

30 Zie bij H.R. 3–6–1958, N.J. 1959 no. 51, conclusie A. G. Loeff. Zie ook “zaak Hehanussa” 4 H.P.S. 1953, 105 ev. Hof den Haag 6–11–1952, N.J-1953, 59.

31 Wet van 21–12–1949, Stbl. 1949 jo. 570

32 In overeenstemming hiermede A. G. Langemeijer, bij het hier besproken arrest Hoge Raad 18–6–1954, N.J. 1954, 448. Met de Wet van 21–12–1951, Stbl. 593, houdende nadere regelen omirent nationaliteit en ingezetenschap, waarbij de Wet op het Nederlands onderdaanschap werd beperkt tot Nieuw Guinea kwam er meer klaarheid in deze materie.

33 Gerecht in Eerste Aanleg Curacao 17–4–1955, Antilliaans Juristenblad 1956, 9, WPNR 4466, Tien jaren 35.

34 Wet no. 4 van 1961, Lembaran Negara (Staatsblad, afgekort: L.N.) 1961Google Scholar no. 15. Vgl. ook over het namenrecht in Indonesië, Bakker, P. de Indonesische naam en de geslachtsnaam, 4 H.P.S. 1953, 11 ev; idem, Een merkwaardige naturalisatie, 4 H.P.S. 1953, 80 ev. (i.v.m. naturalisatie van “Raden Mas Toemenggoeng Soemitro Poerbodipoera” zonder naamswijziging) en in verband hiermede, Prins, Een merkwaardige naturalisatie 4 H.P.S. 1953, 97.

35 Keputusan Presidium Kabinet no. 127/U/Kep/12/1966.

36 Zie verder hierover, mijn “Naamsverandering in Indonesië”, in 3 H.P.S. Nov-Dec. nummer (1967).

37 Rechtbank Arnhem 23–4–1963, N.J. 1963, 394, WPNR 4830, Tien jaren 37.

38 Kollewijn, De ontaarding van het nationaliteitsbeginsel in het moderne internationaal privaatrecht, Diesrede, Rechtshogeschool Batavia (1929).

39 Rechtbank Zwolle 15–11–1957, N.J. 1958, 437, WPNR 4591, Tien jaren 40.

40 Zie Kollewijn, Het Duitse verbod van huwelijken tussen Ariërs en niet-Ariërs, T. 142, 473.

41 Rechtbank Assen 20–4–1954, N.J. 1954, 465, WPNR 4423, Tien jaren 42, Clunet 1957, 444.

42 Voor een uiteenzetting van de conflictenregels der Huwelijksordonnantie Christen-Indonesiërs, zie de dissertatie van Van Hasselt, J. Ph., De botsingsbepalingen van de huwelijksordonnantie voor Christen Indonesiërs, Leiden (1952) (Promotor was Kollewijn).

43 NJB 1946, 686.

44 Rechtbank Arnhem 17–3–1955, N.J. 1955, 516, WPNR 4466, Tien jaren 45.

45 Dat huwelijken tussen autochtone Indonesiërs behoren tot de gemengde huwelijken die onder de Regeling van 1898 vallen wordt door de meerderheid der Juristen niet betwijfeld. Vgl. van Hasselt, diss. 98 ev. en mijn dissertatie “Segi-segi hukum peraturan perkawinan tjampuran” (Rechtsaspecten van de Regeling op de gemengde huwelijken), Djakarta (1955), 3e dr. (1961), 86 ev.

46 Juynboll, Th. W., Handleiding tot de kennis van de Mohammedaansche wet, 36 dr. Leiden (1925), 188 ev.Google Scholar

47 Men vergelijke o.a. de gevallen: Raad van Justietie 10–1–1933 (ten rechte 1934, zie T. 145, 552 n. 2), T. 140, 584; mijn “Himpunan Keputusan2 Hukum Antargolongan” (Verzameling van intergentiele vonnissen, verder afgekort: H.K.) no. 63; Krijgsraad Magelang 25–8–1928, T. 131, 508, H.K. no. 58.

48 Volgens Kollewijn was dit beginsel in 1901 in de Gemengde Huwelijken Regeling 1898 opgenomen onder invloed van de te Den Haag in 1900 gehouden Conferentie voor het Internationaal Recht. Zie “Het Duitse verbod etc.,” T. 142, 473 ev.

49 Beschikking Pengadilan Negeri Djakarta 17–6–1952 no. 432/1952 P. Bijlage 9 van mijn dissertatie.

50 Resolutie Ummat Islam Djakarta mengenai perkawinan jang dilarang agama Islam” (Resolutie van de Islamietische Gemeenschap te Djakarta omtrent door de gods-dienst verboden huwelijken), dd. 14–9–1952. Bijlage 7 van deze dissertatie.

51 Ze werd overhandigd aan het Staatshoofd, de Waarnemend President, alle Ministers, alle parlementsleden, Organen, kantoren en diensten, de massa organisaties, pers en radio.

52 Zie de bespreking van Lemaire over dit arrest, 7 Mededelingen van het Documentatiebureau voor Overzees Recht, Rijksuniv. Leiden 1957 no. 11.

53 Deze zijn ook thans actueel, nu in de sfeer van de Nieuwe Orde, naar de recente feiten aantonen, het soms tot gevaarlijke uitbarstingen komt op religieus terrein. Vgl. het recente bericht in de “Sinar Harapan” (Djakartaas Christelijk Dagblad) dd. 30–9–1967 over de “Musjawarah Agama” (Godsdienstig Overleg) op dien dag geopend met als doel de spanningen tussen de diverse godsdiensten weg te nemen, dd. 9–12–1967.

54 Art. 2 der Gemengde Huwelijken Regeling vormt de basis voor deze juridische gelijkwaardigheid.

55 Er is echter een uitzondering op deze regel, n.1. indien partijen gebruik maken van de gelegenheid om het recht van de vrouw te kiezen overeenkomstig art. 75 der Huwelijksordonnantie Christen Indonesiërs. Vgl. de bezwaren legen deze inbreuk op het gelijkwaardigheidsbeginsel, Van Hasselt, diss. 122,; ook mijn diss. 140 ev.

56 Op 4–11–1949; zie mijn diss. 28.

57 Op 17–9–1952.

58 Zie “Naamsverandering in Indonesië, 18 H.P.S. (1967), 81 ev. noot 21.

59 Vonnis Pengadilan Negeri Djakarta 22–9–1960 no. 1912/1960 Pid.

60 Pengadilan Tinggi Djakarta 29–11–1962 no. 52/1960 P. T. Perdala (nog niet gepubliceerd).

61 Vgl. ook over dit probleem van het trouwen voor een verkeerde huwelijkssluiter, Kollewijn, noot onder Hooggerechtshof 5–3–1931, T. 134, 45, H.K. no. 27 en de reactie van Mr. van Hoeve, J., “Gemengde huwelijken” in T. 134, 451.

62 Rechtbank Haarlem 25–5–1956, HPS 1956, 86, Tien jaren 70.

63 Vgl. ook Kollewijn, Verstoting in Nederland, H.P.S. 1956, 112 ev. Verder i.v.m. practijk moeilijkheden omirent de verstoting h.t.l., Bakker, P., Het Indonesische “bewijs van verstoting” ais bewijs van echtscheiding, 3 H.P.S. 1952, 82 ev. Zie ook dezelfde, De Europese vrouw in het mohammedaans huwelijksrecht, 14 H.P.S. 1963, 97 ev. Redactie H.P.S. De Europese vrouw en het Mohammedaans huwelijksrecht, 16 H.P.S. 1965, 85 ev.

64 Kollewijn, Gemengde huwelijken tussen Europeesche meisjes en Mohammedaansche Indonesiërs, in “De Stuw” 1930 no. 10, p. 4 ev; ook in “Verzamelde Opstellen over Intergentiel recht”, 131. Zie ook de problemen rondom het trouwen van Nederlandse vrouwen met Islamietische mannen te Djakarta t.o.v. een penghoeloe waarbij de man reeds een andere echtgenote bezat. H.P.S. Rechtsvragen, in 15 H.P.S. 1964, 6.

65 Vgl. Stelling V van Prins, diss. Adat en Islamietische plichtenleer in Indonesië, Leiden 1948.

66 Prins, diss. 100 ev.

67 Zie over deze zaak, Wertheim, W. F., Rechterlijke vrijhavens, T. 151, 423.Google Scholar

68 Vgl. T. 140, 584, Raad van Justitie Surabaja 10–1–1933 (ten rechte 1934), H.K. no. 63; ook mijn diss. 148.

69 Vgl. Lemaire, diss. 136, waar apostatie alteen wordt aanvaard ab reden voor de andere (niet schuldige) partij om tot huwelijksontbinding over te gaan; Van Hasselt, diss. 135.

70 Vgl. Kegel, Internationales Privatrecht (1960), 152; Hijmans, Algemeene problemen van i.p.r., Zwolle (1937), 241 ev.; mijn “Hukum Perdata International Indonesia” (Internationaal privaatrecht van Indonesië, II, derde stuk, 180 ev.).

71 Rechtbank s-Gravenhage 1–6–1955, N.J. 1955, 779, WPNR 4467, Tien jaren 102.

72 Kollewijns geneigdheid tot het domiciliebeginsel is bekend. Zie reeds zijn Bataviase Diësrede (1929), o.c.

73 Pengadilan Negeri Djakarta 5–12–1955, Hukum 1958 no. 7–8, 44. Zie Hukum Perdata Internasional Indonesia, I, 7 ev.

74 Zie de tekst van de nieuwe huwelijkswetgeving van de Chinese Volksrepubliek dd. 13–4–1950, 2 H.P.S. 1951, 14 e.v., 32 e.v.

75 Dit was 1953. Het valt echter te betwijfelen of thans nog eenzelfde standpuntzal worden ingenomen.

76 Rechtbank Breda 23–10–1956, N.J. 1957, 375, WPNR 4528, Tien jaren 115.

77 Vgl. recente berichten in de Djakartase Dagbladen over te houden marathonzittingen om de achterstand in te halen.

78 De inflatie verklaart ook waarom civiele acties in Indonesië zoveel mogelijk vermeden wordt.

79 Hof Amsterdam 21–5–1958, N.J. 1958, 488, WPNR 4591, Clunet 1961, 908, Tien jaren 117. Zie ook kommentaar P. B. Echtscheidingsvonnis in strijd met openbare orde in 10 H.P.S. 1959, 87 ev.

80 De H.R. achtte ook een verstek echtscheidingsvonnis van de Landrechter Bandung waarbij gedaagde niet behoorlijk was opgeroepen, n.1. slechts per brief, niet voor erkenning vatbaar (H.R. 13–10–1961, N.J. 1961, 562, WPNR 4739, Tien jaren 122).

81 Hof 's-Gravenhage 27–2–1958, N.J. 1959. 177, WPNR 4635, Tien jaren 118.

82 Basis Huisvestingswet no. 1 van 1964, Regeringsverordening in plaats van Wet (Perpu) no. 6 van 1962; Regeringsverordening no. 17 van 1963 (Uitvoeringsregeling Huisvesting); Regeringsverordening no. 49 van 1963 over Huur en verhuur; zie mijn “Komentar atas Undang-Undang Pokok Perumahan dan Peraturan Sewa-menjewa” (Commentaar op de Basis Wet Huisvesting en Huurverordening), Djakarta (1965), ook in “Varia Peradilan” (1966–1967).

83 Rechtbank Zutphen 21–5–1956, N.J. 1957, 649, WPNR 4529, Tien jaren 133.

84 Bijv. art. 7 van Stbl. 1933 no. 74 over verboden graden van huwelijk, die ook gelden voor geadopteerden; art. 7 jo. 12 lid 4 over een speciale soort van “kindsaanneming” in de Minahassa (ibu bapa mengaku, anak diaku); art. 12 en 16 over huwelijkstoestemming.

85

86 Vooral de geadopteerde treft de vloek. Vgl. Prins, diss., 42 ev.

87 Vgl. Haar, Ter's, Adat law in Indonesia, translated by Adamson Hoebel, E. and Arthur Schiller, A., Djakarta edition (1962), 174 ev.Google Scholar

88 Thans rijzen er in Indonesië, vooral van Islamietische rechtsgeleerden bezwaren tegen deze term.

89 Rechtbank Zwolle, 4–10–1961, N.J. 1962, 314, WPNR 4784, Tien jaren 137. Zie ook Commentaar in 13 H.P.S. (1962), 108; “Ontkenning van wettigheid door Ambonnees van Ambonnees kind”.

90 Het Internationaal Juridisch Instituut haastte zich om de juiste gang van zaken weer te geven. Zij had alleen in haar Rapport vermeld dat de bekende handboeken van Van Vollenhoven en Ter Haar geen uitsluitsel gaven. Zie Rectificatie WPNR 4786, Tien jaren 138.

91 Kantongerecht Arnhem 3–12–1953, N.J. 1954, 679, Clunet 1957, 458, WPNR 4424, Tien jaren 146.

92 Cfm. H.R. 3–6–1949, N.J. 1949, 426.

93 Vgl. Besluit Voorlopig Volkscongres no. II/1960, 3–12–1960, bijlage A.S. 402 van het Ontwerp Nationale Planning Bureau (Rantjangan Depernas) no. 38c.

94 H.R. 22–9–1955, N.J. 1955, 680, Clunet 1959, 472, WPNR 4469, Tien jaren 146, Kollewijn III NTIR (1956), 292.

95 Vgl. D. Vermeulen, Voorziening in voogdij door Indonesische rechter, N.J.B. 1956, 149; Kollewijn, N.J.B. 1956, 198, NTIR 1956, 292; Veegens, noot onder genoemd arrest.

Hof Arnhem en de H.R. 12–6–1953, N.J. 1953, 611 hadden op een verzoek tot voogdijwijziging ingediend door een Nederlandse moeder h.t.l. Indonesisch recht toegepast. Volgens Kollewijn kwam dit omdat “the Court seems to have accepted the otherwise disputed theory that this principle (n.1. het domiciliebeginsel van het vroegere interregionaal recht) still survives in Unionregional or international private law relations between the Netherlands and Indonesia” 1 NTIR (1953–1954) 210; Vgl. Rechtbank Den Haag 22–5–1953, N.J. 1954, 27, Hof den Haag 15–10–1953, N.J. 1953 no. 748 (Kollewijn, 1 NTIR 1953–1954, 333).

96 Kollewijn, Tien jaren 147.

97 Rechtbank Roermond, 1–2–1962, N.J. 1963, 144, WPNR 4833, Tien jaren 176.

98 “Adoptie” betekende vroeger in de Compagniestijd niet meer dan dat een kind door zijn ouders aan een ander werd afgestaan ten einde het een goede opvoeding te verzekeren. Zie Prins, W. F., Gemengd huwelijk, erkenning en adoptie in Nederlands-Indië, 3. H.P.S. (1952), 113 e.v.

99 Vgl. voor de andere jurisprudentie, Hooggerechtshof 16–1–1913, T. 99, 482; Hooggerechtshof 24–6–1915, T. 105, 278; Hooggerechtshof 18–3–1926, T. 124, 122. Voor het i.p.r., Hooggerechtshof 10–1–1935, T. 141, 351 (met annotatie van Kollewijn).

100 Stbl. 1917 no. 129.

101 O.a. Pengadilan Negeri Djakarta (vonnissen nog niet gepubliceerd).

102 Vonnis van 1965, nog niet gepubliceerd. Vgl. ook het in het Jaarverslag 1966 van de Centrale Adoptieraad te 's-Gravenhage vermelde geval van adoptie door een bipatride (Chinees-Indonesisch) echtpaar van een minderjarige adoptanda (Rechtbank Amsterdam 14–6–1966, niet gepubliceerd).

103 De rechter was Mr. Asikin Z. Kusuma Atmadja. Vgl. mijn opstel, De Rechtsontwikkeling in Indonesië na de souvereiniteitsoverdracht, WPNR 4982–4984.

104 Het vreemde kind moet beneden de 5 jaar zijn om de Indonesische nationaliteit te kunnen verkrijgen.

105 Stbl. 1956 no. 42.

106 vgl. ook net standpunt van de Centrale Adoptieraad in haar Jaarverslag 1966, 12, waar ook Rechtbank 's-Gravenhage 23–11–1966 (niet gepubliceerd), die adoptie van Indonesische minderjarigen door Indonesische ouders toestond, instemmend werd aangehaald.

107 Rechtbank 's-Gravenhage, Enkelvoudige kamer 22–5–1953, N.J. 1954, 27; Hof 's-Gravenhage 15–10–1953, N.J. 1953, 748, WPNR 4424, Tien jaren 178.

108 Indien beide partijen hun woonplaats in Nederland hadden zou pas wijziging hier kunnen plaats vinden. Aldus Hoge Raad 17–6–1955, N.J. 1955, 679, WPNR 4469, Tien jaren 182, i.v.m. een echtscheidingsvonnis plus alimentatieregeling van de Raad van Justitie Surabaja. Zie ook Kollewijn III NTIR 1956, 291 e.v. Vgl. ook over een soortgelijk geval, H.R. 22–4–1955, N.J. 1955, 324, WPNR 4424, Tien jaren 180 (vonnis Landrechter Surabaja 12–3–1947); H.R. 8–6–1956, N.J. 1956, 323, WPNR 4469, Tien jaren 182 (vonnis Raad van Justitie Surabaja 1937); H.R. 10–2–1956, N.J. 1956, 129, WPNR 4469, Tien jaren 182; Rechtbank Breda 11–1–1957, N.J. 1957, 252, WPNR 4529, Tien jaren 183 (Indonesisch vonnis na souvereiniteits-overdracht); Hof 's-Gravenhage 27–6–1957, N.J. 1957, 556, WPNR 4529, Tien jaren 184 (vonnis Landrechter Bandung 1946); Hof 's-Gravenhage 14–10–1959, N.J. 1960, 528, WPNR 4683.

109 Vgl. W. F. Wertheim's, “Van Malang begint de victorie”, naschr. onder Landraad Malang 16–2–1938, T. 148 (1939) 764, H.K. no. 1.

110 Dit is mij door een ervaren Indonesische rechter persoonlijk medegedeeld.

111 Hof 's-Gravenhage 18–3–1954, N.J. 1954, 575, WPNR 4425, Tien jaren 189.

112 Vgl. de bovengenoemde uitspraken.

113 Vgl. Hijmans, , Algemene Problemen van i.p.r. (1937), 27Google Scholar; Jitta, , Internationaal privaatrecht (1916), 187, 192.Google Scholar

114 Men denke hierbij ook aan de algemene thans heersende stroming na de nieuw approach ingeluid door wijlen Sahardjo (en ondersteund door het hoogste rechtscollege, zij het in gematigder vorm), dat legislatieve producten van de voormalige overheid, “getoetst” mogen worden aan de Grondwet en daarmede samenhangende grondgedachten.

115 Hof Amsterdam 20–1–1960, N.J. 1960, 281, WPNR 4683, Tien jaren 201.Google Scholar

116 Vgl. boven sub (2).

117 Kantongerecht 's-Hertogenbosch 10–8–1954, N.J. 1954, 544, Clunet 1957, 474, Tien jaren 251.

118 Met aanhaling van o.a. De Winter, II NTIR (1955), 211 ev.

119 Vgl. van Tetering, P. Th. J., De terugzendingsregeling arbeiders, T. 151, 301 ev; Kollewijn, T. 139, 19 ev.; Wagener, J. H. A., T. 152, 434 ev; annotatie bij Raad van Justitie Medan 9–6–1939, T. 152, 428.

120 Vgl. o.a. Hooggerechtshof (1e Kamer) 24–5–1917, T. 109, 64 (Raad van Justitie Medan, eerste instantie, 1913, T. 104, 190); Raad van Justitie Surabaja 17–6–1936, T. 144, 482; Raad van Justitie Medan 9–1–1939, T. 152, 428. Zie ook Hukum Perdata Internasional Indonesia, deel II (46 boek), Djakarta (1965), 121 ev.

121 Rechtbank 's-Gravenhage 22–12 1954, N.J. 1956, 167, Clunet 1959, 504, Tien jaren 252.

122 Undang tentang peraturan lalu Untas devisa”, Wet 1964Google Scholar no. 32 (L.N. 1964 no. 131).

123 Hof Amsterdam 26–6–1958, N.J. 1959, 164Google Scholar; Clunet, 1964, 638, Tien jaren 258.Google Scholar

124 Zie boven, sub 1 onder Arbeidsovereenkomst.

125 Het Hof verwierp echter gedaagde's Stelling op andere gronden, n.1. door te overwegen dat de Bank Indonesia geheel apart stond van de Republiek.

126 Scheidsgerecht Indonesische Consumptie-grondnoten, 10–9–1954, Arb. Rechtspr. 1955 no. 414, 171, WPNR 4426, Tien jaren 251

127 Voor intergentiele jurisprudentie, zie o.a. Landraad Padang 31–5–1930, T. 132, 431, Raad van Justitie Padang 31–3–1932, T. 137, 197, H.K. no. 3; Landraad Penjabungan 3–10–1933, Raad van Justitie Padang 16–11–1933, T. 139, 285 (H.K. no. 72); Landraad Klaten 22–10–1938, Raad van Justitie Djakarta i2–5–1939, T. 151, 595 (H.K. no. 7); Landraad Magelang 5–10–1930, T. 151, 615, H.K. no. 5; Landraad Indramaju 22–2–1933, T. 142, 155, H.K. no. 2; Landraad Makassar 10–10–1925, T. 131, 194; Landraad Malang 16–2–1938, T. 148, 764, H.K. no. 1. Voor nieuwere jurisprudentie, Pengadilan Negeri Djakarta 1–12–1951, Pengadilan Tinggi Djakarta 27–1–1954, Mahkamah Agung 19–9–1956, “Humkum” 1957 no. 3–4, 73; Mahkamah Agung 2–3–1951, Hukum 1955 no. 4–5-, 24, H.K. no. 4 Mahkamah Agung 6–7–1951, Hukum 1956 no. 1–2, 62, H.K. no. 8. Voor i.p.r. jurisprudentie zie o.a. Hooggerechtshof (1e kamer) 12–12–1935, T. 144, 392 (met annotatie van Wertheim).

128 Scheidsgerecht Rotterdam Ned. Bond Oliën enz. 25–1–1960, Arb. Rechtspr. no. 473, 139, WPNR 4685, Tien jaren 263.

129 Vgl. Kollewijn, Tien jaren 437; WPNR 4599, met literatuur.

130 Hof 's-Gravenhage 6–3–1957, N.J. 1957, 429, WPNR 4529, Tien jaren 271.

131 Zie o.a. Landraad Sukabumi 1–12–1927, Raad van Justitie Djakarta 21–9–1928, T. 129, 130; Landraad Djakarta 3–11–1928, Raad van Justitie Djakarta 18–3–1932, T. 136, 224, H.K. no. 82; Landraad Padang 24–9–1932, T. 138, 476, H.K. 83; Landraad Indramaju 15–12–1933, T. 141, 178; Landraad Palembang 6–3–1935, Raad van Justitie Djakarta 12–7–1935, T. 142, 232; Landraad Manado 18–12–1938, T. 150, 676; Raad van Justitie (3e kamer) 30–6–1939, T. 151, 636; Hooggerechtshof 18–12–1932, T. 137, 244; Raad van Justitie Padang 7–12–1933, T. 139, 406; Landraad Bandung 2–2–1940, Raad van Justitie Djakarta 14–2–1941, T. 154, 575; Landraad Djakarta 28–9–1940, Raad van Justitie Djakarta 13–6–1941, T. 154, 568. Zie Kollewijn, Verzamelde Opstellen intergentiel privaatrecht 212; André de la Porte, Beschouwingen over quasi-internationaal privaatrecht, T. 91, 348; Voor recente jurisprudence: Pengadilan Negeri Djakarta 9–11–1955, Hukum 1957 no. 3–4, 98 (naschr. Wirjono Prodjodikoro).

132 Vgl. Residentiegerecht Probolinggo 13–10–1916, T. 108, 223, Raad van Justitie Djakarta 14–2–1941, T. 154, 575. Zie Wertheim, T. 150, 6681; T. 154, 381 (noot onder Raad van Justitie Surabaja 15–1–1941), Zorab, De rechtspraak van de derde kamer van de Raad van Justitie te Batavia, in Bijdragen tot de Taal- Land en Volkenkunde, deel 110, 1954, 132 ev.

133 Raad voor het Rechtsherstel, Afd. Rechtspr. Kamer te 's-Gravenhage 5–7–1954, R.h. 54/420, WPNR 4427, Tien jaren 285.

134 Rechtbank Amsterdam 2–4–1958 Sch en Sch 1958, 69, WPNR 4596, Tien jaren 306.

135 Vgl. Rechtbank Amsterdam 14–5–1958 Sch en Sch 1958, 63; Tien jaren 306, Vgl. ook de andere uitspraken i.v.m. zeevervoer Rechtbank Amsterdam, 29–10–1958. Sch. en Sch. 1959, 29; Rechtbank Amsterdam 11–3–1959, Sch. en Sch. 1959, 46.

136 Kollewijn: of “Indonesische”.

137 Rechtbank Amsterdam 12–11–1958, Sch. en Sch. 1959, 14, WPNR 4596, Tien jaren 312.

138 Rechtbank Amsterdam 18–5–1960, Sch. en Sch. 1960, 55, WPNR 4686, Tien jaren 319.

139 Rechtbank Amsterdam 22–3–1961, Seh. en Sch. 1961, 37.

140 In het door Hof Amsterdam dd. 2–3–1961, Sch. en Sch. 1961, 32, WPNR 4792, Tien jaren 328 berechtte geval was wel keuze voor het Nederlandse recht in het cognossement bepaald (vervoer van kopra van Makassar naar Hamburg.

141 Rechtbank Amsterdam, 3–4–1957, Sch. en Sch. 1957, 57, N.J. 1958, 108.

142 Zie boven onder “onrechtmatige daad”.

143 Tien jaren 353.

144 Hof Amsterdam 25–4–1958, Sch. en Sch. 1958, 49, N.J. 1959, 160; Tien jaren 356.

145 Van 13–3–1950 en de Indonesische Muntwet van 27–9–1951, L.N. 1951 no. 95, Toelichting T.L.N. 1951 no. 158.

146 In de jaren van de beschouwingsperiode 1954–1963.

147 Vgl. Hong, Oey Pek, Peranan kodifikasi, jurispradensi dan ilmu pengetahuan dalam perkembangan hukum perdata (De rol van codificatie, jurisprudentie en wetenschap in de ontwikkeling van het privaatrecbt), oratie, Universitas Airlangga, Surabaja (1959), 15.Google Scholar

148 Hof Amsterdam 14–1–1954, N.J. 1954, 139Google Scholar, WPNR 4428, Tien jaren 371 (de Winter 1 NTIR 1953–54, 433 e.v.), bekrachtigd door H.R. 14–1–1955, N.J. 1959, 109, Tien jaren 390. Vgl. de Winter 1 NTIR 1953–54, 96, n.a.v. Rechtbank Rotterdam 16–5–1952. N.J. 1953, 427; Hof Amsterdam 5–12–1951, N.J. 1952, 283, H.R. 13–21953, N.J. 1953, 423, Hof den Haag 28–5–1953, over soortgelijke kwesties, waar de nadruk gelegd werd op de “place of payment”, terwijl de “risk of increase or decrease” van de omzetting van Ned. Ind. valuta in Ned. guldens voor de crediteur is.

149 Hof Amsterdam 11–2–1954, N.J. 1954, 140Google Scholar; WPNR 4428, Tien jaren 373.

150 Rechtbank 's-Gravenhage 6–4–1955, N.J. 1956, 165, WPNR 4471, Tien jaren 377.

151 Hof Arnhem 30–10–1962, N.J. 1963, 173, Tien jaren 394.

152 Hof Amsterdam, 3–11–1955, N.J. 1956, 445, WPNR 4471, Tien jaren 381.Google Scholar

153 H.R. 19–2–1954, N.J. 1959, 108, WPNR 4428, Tien jaren 373.

154 's-Gravenhage, Hof 15–3–1956, N.J. 1956, 428Google Scholar, WPNR 4471, Tien jaren 378, bekrachtigd H.R. 18–1–1957, N.J. 1959, 110, WPNR 4640, Tien jaren 390.

155 Hof Amsterdam 24–11–1955, N.J. 1956, 442, WPNR 4471, Tien jaren 380.Google Scholar

156 Hof Amsterdam 17–1–1957, WPNR 4531, Tien jaren 384.

157 Hof Amsterdam 19–12–1957, N.J. 1958, 486, WPNR 4598, Tien jaren 389.

158 Rechtbank Amsterdam 16–4–1958, N.J. 1958, 637, Clunet 1961, 896, WPNR 4597, Tien jaren 385.

159 Rechtbank Amsterdam 7–5–1958, Sch. en Sch. 1958, 64, WPNR 4598, Tien jaren 387.

160 Rechtbank Amsterdam 12–12–1962, Sch. en Sch. 1963, 37, WPNR 4838, Tien jaren 395.

161 's-Gravenhage, Hof 29–4–1954, N.J. 1954, 601, WPNR 4429, Tien jaren 375.Google Scholar

162 Mahkamah Agung 11–5–1955, H. 1955, 3.

163 Mahkamah Agung 27–4–1955, Hukum 1956, 1, 2.

164 Mahkamah Agung 22–5–1957, Hukum 1958, 1, 2.

165 Mahkamah Agung 15–1–1958, Hukum 1958, 9 10.

166 Mahkamah Agung 25–11–1959, Hukum dan Masjarakat (Recht en Maatschappij, voortzetter van het Orgaan der Indonesische Juristenvereniging, “Hukum”, afgekort “H. dan M.”) 1964 no. 1–2, 64.

167 Mahkamah Agung 31–10–1962, H. dan M. 1966, no. 1–3, 107.

168 Mahkamah Agung 6–2–1963, H. dan M. 1966 no. 1–3, 135.

169 Nog niet gepubliceerd.

170 Wirjono Prodjodikoro, Rantjangan Undang2 Hukum Perdjandjian (Ontwerp Wet op het Overeenkomstenrecht), preadvies Eerste Juristencongres van de “Persahi”, Bond van Indonesische Juristen, opgenomen in H dan M. Congresnummer I, Djakarta (1961), 130

171 's-Gravenhage, Rechtbank 20–12–1954, N.J. 1956, 166Google Scholar; WPNR 4471, Tien jaren 376; Blackstone. W., in IV NTIR (1957) 212 ev.

172 H.R. 16–11–1956, N.J. 1957, 1; WPNR 4531, Tien jaren 382.

173 Rechtbank Arnhem 30–11–1959, N.J. 1960, 16 (ten rechte: 116), WPNR 4687, Tien jaren 391; in gelijke zin Rechtbank Maastricht 25–6–1959, N.J. 1960, 290, Tien jaren 391; eveneens Rechtbank Rotterdarn 16–5–1952, N.J. 1953, 427 (zie summary van De Winter 1 NTIR 1953–54, 94).

174 H.R. 4–1–1957, N.J. 1958, 425, WPNR 4598, Tien jaren 389. Vgl. ook de Winter, Dwingend recht bij internationale overeenkomsten, XI NTIR (1964) 329 ev., op p. 339 ev. over het probleem van toepassing der Indonesische deviezenbepalingen.

175 Hof Amsterdam 9–4–1959, N.J. 1960, 149, WPNR 4687, Tien jaren 391.

176 Vgl. de andere vorderingen i.v.m. de nationalisatiemaatregelen (onderbeheerstelling etc.), de vonnissen, President Rechtbank Amsterdam 22–12–1958, N.J. 1959, 73, Hof Amsterdam 4–6–1959, N.J. 1959, 350; Clunet 1964, 621, WPNR 4637, Tien jaren 216; Hof 's-Gravenhage 14–2–1962, N.J. 1962, 369, WPNR 4786, Tien jaren 230; Rechtbank Amsterdam 21–2–1962, Sch. en Sch. 1962, 27, WPNR 4786, Tien jaren 230.

177 H.R. 26–1–1962, N.J. 1962, 74, WPNR 4429, Tien jaren 400.

178 H.R. 13–5–1960, N.J. 1960, 494, WPNR 4687, Tien jaren 408, Röling, B.V.A. in VIII NTIR (1961) 291 ev.

179 President Rechtbank 's-Gravenhage 27–5–1958, N.J. 1959, 88, bekrachtigd Hof 's-Gravenhage 30–7–1958, N.J. 1959, 313, WPNR 4641, Tien jaren 424.

180 's-Gravenhage, Rechtbank 13–3–1957, N.J. 1957, 298, WPNR 4430, Tien jaren 411.Google Scholar

181 Briefwisseling dd. 2–11–1949.

182 Zie boven i.v.m. “Nationaliteitsrecht”.

183 Rechtbank 's-Gravenhage 25–10–1960, N.J. 1962, 59, WPNR 4789.

184 Hof Amsterdam 27–1–1954, N.J. 1954, 605, WPNR 4429, Tien jaren 420.

185 Rechtbank Amsterdam 28–2–1962, Sch. en Sch. 1962, 42; WPNR 4789, Tien jaren 426.

186 Rechtbank Amsterdam 26–2–1957, N.J. 1957, 553; WPNR 4532; Tien jaren 462; Erades, V NTIR (1958) 211.

187 Vgl. Kollewijn, Nederlands-Indonesische privaatrechtelijke verhoudingen (naar aanleiding van het praeadvies van Mr. M. J. van Nieuwkuyk), N.J.B. 1951, 817 ev., op p. 820.

188 Rechtbank Amsterdam 26–2–1957, N.J. 1957, 553, WPNR 4642, Tien jaren 463.