Hostname: page-component-586b7cd67f-vdxz6 Total loading time: 0 Render date: 2024-11-22T00:10:29.411Z Has data issue: false hasContentIssue false

Music, ritual and patronage at the Church of Our Lady, Antwerp*

Published online by Cambridge University Press:  05 December 2008

Extract

The development of fourteenth- and fifteenth-century sacred polyphony is linked closely not only to the Mass and divine services of the Roman Catholic Church, but equally to the rise of lay devotional congregations who sponsored their own services, often musically elaborate, at private chapels and altars. Within this popular phenomenon of lay devotion in the Low Countries, several northern confraternities can be cited for their very early regular use of polyphony. A polyphonic Salve service was established in 1362 by the Marian confraternity at St Goedele in Brussels, and Reinhard Strohm has shown that, by 1396, the Marian Guild of the Dry Tree (Ghilde vanden droghen Boome) in Bruges sponsored weekly masses sung in polyphony by its guild members. That polyphony was central to some fourteenth-century confraternity services is confirmed by the records of the Illustrious Confraternity of Our Lady in 's-Hertogenbosch, founded in 1318 in St John's Church.

Type
Research Article
Copyright
Copyright © Cambridge University Press 1987

Access options

Get access to the full version of this content by using one of the access options below. (Log in options will check for institutional or personal access. Content may require purchase if you do not have access.)

References

1 Haggh, B., ‘Music, Religion and Royalty in Fifteenth-Century Brussels’, paper read at the Annual Meeting of the American Musicological Society(Vancouver,1985).Google Scholar

2 Strohm, R., Music in Late Medieval Bruges (Oxford, 1985), pp. 70–3Google Scholar, and idem, Musikaal en artistiek Beschermheerschap in het Brugse Ghilde vanden droghen Boome’, Biekorf, 83 (1983), pp. 518Google Scholar.

3 The pay records for this organisation, extant from 1330, are published in Smijers, A., ‘De Illustre Lieve Vrouwe Broederschap te 's-Hertogenbosch’, Tijdschrift van de Veremging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis, 11 (1925), pp. 187210; 12 (1926), pp. 4062, 115–67; 13 (19311932), pp. 46100, 181237; 14 (1932), pp. 48105; 16 (1940), pp. 63106; 17 (1941), pp. 195230CrossRefGoogle Scholar; a continuation of the records was published by M. A. Vente, 19 (1960), pp. 32–43. A general discussion of the confraternity and music is found in Smijers, , ‘Music of the Illustrious Confraternity of our Lady at 's-Hertogenbosch from 1330–1600’, Papers read by Members of the American Musicological Society (1939), pp. 184–92Google Scholar.

4 ‘Exposita … In primis magistro. Waltero scriptori 12 groot de motetis’ (Smijers, 11, p. 189), ‘Item domino Theodorico Ghegel pro scriptura motetorum 7 stuivers’ (Ibid., p. 194); ‘Item domino Roberto 43 stuivers 2 denari de quindecim motetis et de medone’ (Ibid., p.194).

5 ‘Item Nycasio van den anthifenen onser liever Vrouwen in discant te setten ende te scriven 4 gulden 7 cr. 4 pl.’ (Smijers, 13, p. 73).

6 ‘Item gegeven her Claes onsen sengher van tween missen discant, die hy ons had doen scryvan 1/2 gulden 1 1/2 cr. 2 pl.’ (Ibid., p. 57); ‘Item gegeven voer een misse die Nicasius had doen scriven tot Antwerpen’ (Ibid., p. 93).

7 ‘Item Petrus Alamire van 17 sexternen nuwer musiken van missen ende voer elck sexterne 7 stuivers … noch denselven van 18 sexternen mutetten van Magnificat ende meer anderen ende elck sexterne 7 stuivers, facit 6 gulden 6 stuivers’ (Ibid., pp. 210–11).

8 Lowinsky, E E., ‘Music in the Culture of the Renaissance’, Journal of the History of Ideas, 15 (1954), pp. 511–13CrossRefGoogle Scholar.

9 ‘nella qual cappella oltre alle Messe & altri uffici solenni, a sue spese fa cantare ogm sera la Salve Regina in buona musica, al suono d'un organo perfetto’; Guicciardini, L., Descrittione di M. Lodovico Guicciardini Patntio Fiorentino, di tutti i Paesi Bassi, altrimenti detti Germania injenore (Antwerp, 1567), pp. 6970Google Scholar.

10 ‘daer alle daghe Misse ende Lof wordt ghedaen met orghelen ende musycke’. A Dutchtexted edition first issued in 1581 includes added text by Petrus Montanus. Guicciardini, L., Beschryvinghe van alle de Neder-landen; anderssins ghenoemt Neder-Duytslandt, translated into Dutch by Cornelius Kilianus, with added text by Petrus Montanus (Amsterdam, 1612), pp.62–4Google Scholar.

11 ‘le quali Confrerie, & mestieri hanno tutti o cappella o altare in essa chiesa, dove ogni giorno di festa fanno dire una Messa piana: & poi dì del santo preso per loro Protettore, vi fanno cantare Messe solenni con la predetta musica’ (Guicciardini, , Descrittione, p. 70)Google Scholar.

12 Dürer, A., Diary of his Journey to the Netherlands, introduction by Goris, J.-A. and Marlies, G. (Greenwich, Connecticut, 1970), pp. 5960Google Scholar.

13 Prims, F., Geschiedenis van Antwerpen, 29 vols. (Antwerp, 1940), ii, p. 146Google Scholar.

14 The basic study on the organs and organists in Antwerp is Persoons, G., De Orgels en de Organisten van de Onze Lieve Vrouwkerk te Antwerpen van 1500 tot 1650, Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van Belgie (Brussels, 1981)Google Scholar.

15 Van den Nieuwenhuizen, J., ‘De Koralen, de Zangers, en de Zangmeesters van de Antwerpse O.-L.-Vrouwekerk tijdens de 15e Eeuw’, Gouden Jubileum Gedenkboek van de Viering van 50 Jaar heropgericht Knapenkoor van de Onze-Lieve-Vrouwkatedraal te Antwerpen (Antwerp, 1978), pp. 2972Google Scholar.

16 Bull of 7 April 1430, published in Dubrulle, , ‘Bulles de Martin v intéressant le Brabant’, Bijdragen tot de Geschiedenis, byzonderlyk van … Brabant, 5 (1906), pp. 210–16Google Scholar.

17 De Burbure seems to have counted all the chaplains at the church among its professional singers, an error first published in his La musique à Anvers aux xive, xve, et xvie siècles, ed. Theunissen, L. (Antwerp, 1906)Google Scholar. This error was taken over by Lowinsky, in ‘Music in the Culture of the Renaissance’

18 Katedraalarchief, Antwerp, Cap 19 D 18, 26 July 1421; published in Van den Nieuwenhuizen, pp. 61–2. Unless otherwise specified, all documents cited are from the Katedraalarchief in Antwerp; the following abbreviations are used for documents and sources throughout this study Cap = Capsa, Rek = Rekeningen; D = Dominorum; KF = Kerkfabriek, Reg = Register; L = ponden; s = schellingen; d = denari; g = groot; OLV = Gilde van de Onze-Lieve-Vrouwe-Lof. Although original orthography is maintained throughout the documents in this study, figures in pay documents have been changed from roman to arabic for ease of reading.

19 Cap 19 D 48; published in Van den Nieuwenhuizen, p. 63.

20 Prims, F., ‘Middeleeuwsche Heiligenvereering te Antwerpen’, Antwerpiensa, 8 (1934), pp. 1421Google Scholar.

21 Op de Beeck, R., De Gilde van Onze-Lieve-Vrouwe-Lof in de Kathedraal van Antwerpen (Antwerp, 1978), p. 18Google Scholar.

22 Theunissens, L., ‘Lijst der Kapelrijen bestaande ten jare 1619 in de kerk van O.-L.-V., te Antwerpen’, Bijdragen tot de Geschiedenis, byzonderlyk van … Brabant, 1 (1902), pp. 297315Google Scholar.

23 Prims, , Geschiedenis van Antwerpen, ii, p. 127Google Scholar.

24 Ibid., p. 126.

25 Prims, F., Geschiedenis van Sint-Joriskerk (Antwerp, 1924), pp. 40–5Google Scholar.

26 Bertrijn, G., Chronyck der Stadt Antwerpen, Uitgave Maatschappij der Antwerpsche Bibliophilen 5 (Antwerp, 1879), p. 44Google Scholar.

27 The complete text of the foundation document, dated 12 February 1479 and registered on 20 January 1482, appears as Document 1 in the Appendix.

28 Rasch, R., ‘De Cantiones Natalitiae en het kerkelijke Muziekleven in de zuidelijke Nederlanden gedurende de zeventiende Eeuw’ (Ph.D. dissertation, University of Utrecht, 1985), i, pp. 207–12Google Scholar.

29 See Appendix, p. 53.

30 ‘de veersen van den loove te spelene in zulcker vuegen gelyck men dat tAntwerpen in onse lieve Vrouwen capelle gewoonlyck is te doene, mits oick naer tloff een motet oft dyergelycke te spelen’ (Bergen-op-Zoom, OLV, cited in Persoons, p. 115). On alternatim practice at this time, see Mother More, T., ‘Organ-playing and Polyphony in the Fifteenth and Sixteenth Centuries, with Special Reference to the Choir of Notre-Dame of Paris’, Journal of Ecclesiastical History, 18 (1967), pp. 1532CrossRefGoogle Scholar.

31 ‘dat van dijen dagh voirtgan elcken zangher zal hebben voer elk loff dat hij zingen zal, een blancke ofte een loot waer vore men hem zoo veele betaelen zal … alleenlijcke voer de duo ende trio te zinghen zalmen hemlieden voordan noch continueren de gratie die men hemlieden tot noch toe jaerlijcx gegheven heeft van ellef gulden tjaers, ende is de selve augmentatie van gagien geschiet, op de voorseijde zanghers den dienst zoo vele te beweeglijcker ende met exemplaire devotie ende modestie doen sullen ende diligentelijck onderhouden’ (OLV Rekenboek, Accordt met de Sanghers, 6 November 1568; complete document published in Persoons, pp. 164–5).

32 ‘Van de avondloven, als het simpel ordinaris lof ghesongen wordt, sal een iegelyck van de sanghers verdienen eenen stuyver Als in een Capelle dobbel lof gedaen wort, ghelyck op seker daghen geschiet, achtervolgende de tabelle daer af by de meesters van de Capelle gheordineert, sal een iegelyck verdienen twee stuyvers. Maer in extraordinaire loven van andere Capelle oft voor de ghulden oft ambachten sal een iegelyck dry stuyvers verdienen alleen van het singhen van de motetten: van op dorgel te singen sullen apart betaelt worden naer dat de meesters tselve sullen versoeken ghedaen te worden’ (KF, Ordinantien ende Statuten van Wegen de Heeren, Deken, ende Capittel voor den Loon van den Sangmeester ende de Sangers, 26 Octobris 1590; complete document published in Persoons, pp. 180–2).

33 ‘So waneer iemant sal doen singhen op dorghel so sal den sangmeester moghen nemen een oft twee van de choralen ende daer by eenen basconter, ende het recht van den jongen sal wesen twee stuyvers ten sy datter twee superius syn, dan sal elck hebben twee blancken; trecht van den basconter twee stuyvers; van den sangmeester dobbel Ist dat ter goede belieft ende vrije dispositie van de meesters oft den genen die den dienst besorghen, meer partyen op dorgel versocht worden, sal elcken sangher van onder het offertorium oft elevatie te singhen. habben twee stuyvers, diesghelycx van naer het avendlof op dorgel te singhen’ (ibid.).

34 ‘oock in het faberdon dat de heer in den choor doen singhen so wel in de hoogmisse als in de completen’ (ibid.).

35 ‘In den eersten sullen se altoos gedachtich wesen dat sy in de tegenwoordigheyt daer syn lovende ende danckende ende oversulx een hemelschen dienst ende officie der ingelen syn bedienende ende daeromme schuldig syn die met sulcker reverentien devotie ende modestie sonder lachen uytlopen oft yet anders lesende te doene als sulcke hoogweerdige majesteyt verheyst, oock met merckelinge poseringhe int middel ende leste van vers-inten, sonder aen d'een syde te beginnen voer dat die van d'ander syde volheynt hebben, oock om een ander daer mede tot devotie te verwecken; ende almen singht Gloria patri so wel int leste van psalmen als andersints sullen altoes gelyck de choralen opstaen ende reverentie bewysen, twelcke oock doen sullen als men den name Jesus oft Maris noemen sal’ (ibid.).

36 ‘Ende so veel aengaet den salaris eerst van de votive missen die daghelycx gheschieden in de weke, als ter eere van St Anthonis, St Anna, de heylige besnydenis, het heylich hoogweerdich Sacrament, het heylich Cruys ende O.L. Vrouwe, sal hem den sangmeester ende de ghesellen te vreden houden met den salaris die sy tot noch toe ghehadt hebben, te weten, vant heylich Sacrament ende van O.L.V.misse, in de welcke sy altoes sullen Gloria in excelsis ende Credo singhen, van elck twee blancken, ende van elck van de ander vier missen, waer inne sy altoes sullen Gloria singhen ende Credo als het selve in de hoochmisse ghesongen wort, eenen stuyvere’ (ibid.). The Credo was normally sung with fewer musicians, as is explained in the 1506 foundation document of the Holy Sacrament mass, discussed later in this study.

37 ‘Van de extraordinaire votive missen de welck geschieden sonder instrumenten sullen de ghesellen niet meer nemen dan elck vier stuivers; ende van deghene die geschieden met instrumenten so voor de gulden, ambachten als andere, sullen niet meer hebben dan elck vyf stuivers, ten waere dat sy extraordinairis songhen eenige motetten oft andere musicque; in welcken gevalle sullen moghen nemen een ieder ses stuyvers’ (ibid.).

38 ‘In denjaere 1591 … om te moegen doen alle saterdage eene solemnele misse in musicque met diaken ende subdiaken ter eeren van Maria die Moeder Godts patronerse deser Stadt ende dat ten coste der capelle van onse Lieve Vrouwen Loff (OLV, Instellinghe vande solemnele saterdaeghsche misse, p 98).

39 ‘te doen singhen in musicke in de voorscreven Cappelle de Litanien van Loretten alle saeterdaeghen, alle liever vrouwe daeghen ende avonden ende alle daeghen tsedert haeren hemelvaertdach’ (OLV Rekenboek 1602–89, Instelling van het plechtig octaaf van O.L.V.Hemelvaart ende de zaterdagse litanie).

40 ‘Ten tweeden van de seven-uren misse hebbent het selve verzocht met request, waer van sy hebben twee blancken van een misse int musieck, & moeten het Introitus, Alleluija, Graduate, met het Communio singen in het musieck & antwoorden in het faberdon ghelijckmen sint op hoochtijden inde hooghe Choore alst Triplex is’ (Cap D 24, 33/1, Verzoek van Zangmeester en Zangers van de OLV Kathedraal te Antwerpen aan het Kapittel om bijstelling van hun honorering, Januari 1620). I wish to thank Rudolf Rasch of the Institute for Musicology at the University of Utrecht for sharing this and the next cited unpublished document with me.

41 ‘et omnia Responsoria, ut Amen et Cum spiritu tuo et cet. in fauberdon ut vocamus, que omnia numquam caniuntur in summo choro, misi die Paschalis aut Ascensionis et similibus solemnioribus festis’ (Cap D 24, 33/2, Hernieuwd verzoek van Zangmeester en Zangers van de OLV Kathedraal aan het Kapittel om bijstelling van hun honorering).

42 KF, Ordonnantien van Weghen den Heeren, Deken ende Capittel van Antwerpen voor den Sanghmeester ende Sanghers van O.L Vrouwen Capelle in de selve kercke, 16 July 1621; complete document published in Persoons, pp. 194–6.

43 ‘Item om twee motteten te scrivene voor de stadt pijpers, 2 s 6 d’ (OLV i, 1508, fol. 133); ‘Item noch betaelt de stadt pijpers voor haer loon van een jaere, 3 L 15 s’ (OLV i, 1508, fol. 133v).

44 ‘Item gegeven Bertelen die opt horenken speelt, 11 s’ (OLV i, 1524, fol. 230v), ‘Item noch gegeven Bartel die op thorenken spelt, 10 s’ (OLV i, 1525, fol. 240v); ‘Item betaelt Bertel om dat hy altemet comt spelen int lof van elcke reyse 6 groot loopt dit jaer iij al, 3 L 10 s (OLV i, 1526, fol. 154v). That the instrument in question is a cornetto or zinck is confirmed in the records of ’s-Hertogenbosch, where a similar practice was followed; in 1528, a player with a ‘cincke oft hoirnken’ took part in the Christmas Day mass for the Marian confraternity (Smijers, 16, pp. 73–4).

45 ‘Betaelt Tielman die opde trompet speelde van 19 reysen, 6 s 4 d’ (OLV ii, 1531, fol. 34); ‘Betaelt de tromperters inde misse ende in lof te spelene, 8 s’ (OLV ii, 1535, fol. 54v). On Susato as an instrumentalist, see Forney, K., ‘New Documents on the Life of Tielman Susato, Sixteenth-century Music Printer and Musician’, Revue Beige de Musicologie, 36–8 (19821984), pp. 1852CrossRefGoogle Scholar.

46 On the identification of the instrumentalist as Susato, see Forney, ‘New Documents on the Life of Tielman Susato’, pp. 22–4.

47 ‘Betaelt vor dat Franss ende synen medegesellen van dat sy dit jaer diverssen missen ende loven inde capelle gespeelt’ (OLV ii, 1544, fol. 113); ‘Betaelt Guydo ende zyn ghesellen voer een mysse ende een lof dat sy ghespeelt hebben den man elcke reyse vier stuivers ys tsamen ende dat om dat de stadt speelluydens niet en wylden doen … Betaelt Parys ende een ander voer dat sy onder de mysse van oserande speelden op onzer liever vrouwen liechtmysse dach’ (OLV ii, 1551, fol. 150). On the city players of Antwerp, see Spiessens, G., ‘De Antwerpse stadsspeellieden. Eerste deel: 15e en 16e eeuw’, Noordgouw, 10 (1970), pp. 153Google Scholar.

48 ‘Betaelt 4 speeluyden van franzoesen gespoelt ende loos for onser heve vrouwen altaer in ons kappel, 1 s’ (OLV i, 1519, fol. 188v); ‘Betaelt de speelluyden ytalianen tot dry reyssen in de capelle int loff, 1 L’ (OLV ii, 1546, fol. 122v).

49 OLV ii, 1555, fols. 173–4.

50 Prims, F., ‘De allerheiligste Sacrament te Antwerpen in de Middeleeuwen’, Antwerpiensia, 8 (1934), pp. 2330Google Scholar.

51 Prims, , Geschiedems tan Antwerpen, II, p. 134Google Scholar

52 Prims, , Geschiedenis van Sint-Joriskerk, pp. 47–8Google Scholar

53 The indication that the Introit was ‘altyde major singen op ten simplen sane’ may suggest additional psalm verses were sung. The practice of singing ‘major’ was clearly adopted from the chapter's mass celebration, which could have necessitated extra verses owing to the size of the church. For this confraternity mass, however, the Introit appears not to serve as a processional; rather, the priest is already at the chapel altar when the Introit is begun. That the document specifies singing more, used as a comparative, of the ‘simple song’ would suggest a practice relating to the psalm tones, rather than to the antiphon or doxology. Less likely explanations include the singing of the Greater rather than the Lesser Doxology, or the repetition of the antiphon.

54 This may imply an improvised counterpoint on a chant singing super librum or a written contrapuntal composition. On this term, see Bent, M., ‘Resfacta and Cantare Super Librum’, Journal of the American Musicological Society, 13 (1983), pp. 371–91CrossRefGoogle Scholar.

55 ‘Eersten dat ze op alle gemeyne donderdagen de misse sullen singen met vijf of ses partijen, tantum ergo en genitori genitoque nae advenant met twee of drij stemmen, ter discretie van den meester van het musiek ende dat d'orgel doorgaens sal spelen onder het musiek’ (Sacramentsbroederschap, Accorde met den musiciens der Cathedrale Kerke; complete document published in Persoons, pp. 207–8).

56 ‘op eenen donderdag heijligdach is, ende voorts de geheele octave dier van den feestdag van het Heilig Sacrament, soo sullen se de misse als voren singen met achten, continuerende op d'orgel als voren, ende twee motetten, voorts so sullen alle de musiciens, die den loon begeeren te genieten, besorgen goedstijds op d'oxzael te sijn als oock de speellieden’ (ibid.).

57 ‘Het lof sal altoos gesongen worden nae advenant te weten donderdags met vijf of zes partijen, sondags en als op den donderdag eenen heijligdag valt, ende in d'octave, met achten doorgaens op d'orgel’ (ibid.).

58 ‘op de feestdagen dat men gewoon is een enkel mottet te singen, ‘t selve weder doen sonder daervoor let meer te eijsschen, te weten op O.L.V.-ommegangdag, festo conceptionis Dei Virginis, festo Sancti Stephani, festo annuntiationis, secunda Pascha, dominica in albis, secunda Pentecostes, in festo sanctissimae Trinitas, dominica infra octavam sanctissimi Sacramenti, et in festo visitationis Divinae Virginis’ (ibid.).

59 ‘op de naervolgende solemnele feestdagen dat men gewoon is geweest een dobbel mottet te singen … prima dominica augusti dag van de vernieuwinge van de meesters, festo assumptionis Dei Virginis, festo nativitatis Domini, festo circumcisionis, in epiphania, festo purificationis, Paschae, ascensionis Dimini, Pentecostes, festo solemni Sanctissimi Sacramenti et octava ejusdem’ (ibid.).

60 Prims, F., ‘De oudste Antwerpsche Broederschap van het Heilig Kruis (1375)’, Antwerpiensia, 8 (1934), p. 64Google Scholar.

61 By the mid-sixteenth century, the organisation had reached its membership quota. ‘Ha appresso quella chiesa, la compagnia, & confraternità di Santa Croce, che sono trenta persone quindeci spirituali, & quindici secolari, instituita insino l'anno m. ccc. lxxv con belhssimi & civilissimi ordini’ (Guicciardini, L., Descrittione, p. 70)Google Scholar.

62 Prims, ‘De oudste Antwerpsche Broederschap’, p. 68.

63 Tables 4 and 6 were compiled from the Liber confratermtatis Sancte Crucis in Ecclesis B. Ma. Antwerp, 1533–59, Capsa rerum extraordinariarum no. 609.

64 Prims, , Geschiedenis van Sint-Joriskerk, p. 45Google Scholar.

65 The Liber Anniversariorum describes two pledges made in 1505 ‘pro onere cantandi omni feria sexta perpetuis temporibus laudes sancte crucis’ (ibid., p. 46).

66 Statistics for Table 5 and portions of Table 4 were compiled from the Boeck vanden Confrerie voer St Antoni, 1508–1642.

67 ‘Item voor de sanghers 19, elck voor die misse te singen 2 stuivers … item voor die speelluyden met die cromhorens ende schermeyen … item voor den bascontre ende corealen die op d'orgenen songen’ (Rekenengen van de Broederschap van Sint Anthonis, fol. 250v); De Burbure, Léon cites this notice in ‘Uittreksels uit de Archieven der Kathedrale Kerk van Antwerpen, 1100–1797’, 3 vols. (Privilegiekamer 29322934), i, p. 1, but gives an incorrect date of 1576Google Scholar.

68 Prims, , Geschiedenis van Antwerpen, ii, pp. 146–57Google Scholar.

69 Prims, F., ‘Agricola, Barbirianus en Aegidius’, Antwerpiensia, 12 (1938), pp. 147–52Google Scholar.

70 Prims, , Geschiedenis van Antwerpen, ii, p. 47Google Scholar.

71 Major yearly ommegangen of Antwerp are summarised in Table 6.

72 ‘primieramente ha una compagnia, o confraternità di ventiquattro gentilhuomini della terra, che si chiama la confreria della Circuncisione, imperoché in questa chiesa in un'amplissima & bellissima capella nobilmente ufficiata, si truova & conserva molto Religiosamente, la propria Circuncisione di nostra Signor' Jesù Christo, stata mandata di Hierusalem molto honoratamente a questa terra, insino L'anno mille cento uno, dal famosissimo Gioffredo di Boglion, duca di Lotharingia, & Marchese del sacro Imperio, eletto in Re Hierosolimitano’ (Guicciardini, , Descrittione, p. 69)Google Scholar.

73 De Burbure, L., De Antwerpsche Ommegangen in de xive-xve eeuw (Antwerp, 1878), p. ixGoogle Scholar.

74 ‘Item, op den sondach naerden noene, als vesperen ghedaen is, soe comen de heeren, borghemestren ende scepen op der stadt huys metten rentmeesteren; ende alsdan soe comen alle saemen speellieden op der stadt huys, in de raet camere, ende spelen elck dat hy can; soe gheeft men hen alle te drincken, ende, naer dat sy syn ende spelen connen, soe gheven de rentmeesteren drynck ghelt’ (ibid., p. 11).

75 ‘Item dat men gaf den menistrelen, trompers, pypers ende alrehande menistrelen die metten processien gingen ende haer spel’ (ibid., p xi).

76 An ordinance of 11 June 1544 declared that ‘the ommegang formerly held by custom on Corpus Christi day [is to be] converted into a procession of devotion, since [formerly there were] in the ommegang … wagons, children and horses’ (Voet, L., Antwerp; The Golden Age (Antwerp, 1973), p. 452)Google Scholar.

77 ‘1514 … Ende des deynsdaghs in de Sinxendaghen ging men aldaer een generael processie met den heylige Sacramente seer devotelijck, daer alle die minnebroeders mede gingen, omtrent vijff hondert Ende daer wert groote costelijckeheyt van alteren, tafreelen voor die huysen getoont om dat haeren generael omdroegh het heyligh Sacrament als hij die hooghmisse gesongen hadde in de hooghe choor van Onze Lieve Vrouwenkercke’ (Bertrijn, , Ckronijck der Stadt Antwerpen, p. 66)Google Scholar.

78 Dürer, , Diary, pp. 94–5Google Scholar. Dürer sketched a tableau from this procession, a litter bearing the suffering Christ, surrounded by cherub lutenists riding on dolphins. This drawing is housed today in the Drawing Cabinet of the West Berlin Staatliche Museen Preussischer Kulturbesitz, and is reproduced in Voet, , Antwerp, p. 442Google Scholar.

79 The payment first appears in the fabric records of 1501–2: ‘item den speellieden voert tsacrament spelen’ (fol. 36).

80 Dürer, , Diary, p. 60Google Scholar.

81 ‘… molte historie del Testamento vecchio & nuovo rappresentando, & molte altre fantasie moderne piacevoli & gioconde intramentendo’ (Guicciardini, , Descrittione, p. 70)Google Scholar.

82 This tale was first recorded in 1475 in the chronicle of Willem van Berchem, a canon at Antwerp; cited in Voet, , Antwerp, p. 119Google Scholar.

83 De Burbure, , De Antwerpsche Ommegangen, pp. 1719Google Scholar.

84 The organist's payment first appears in 1484 as an extraordinary remuneration of 16 groot for the ommegang eve, the choirmaster receives, from 1484, a regular payment of 3 schellingen for the lof on the Saturday before the ommegang (KF, 1483–4, fol. 31)

85 In 1482, two lutes and a small organ are mentioned (‘Item den speoluyden, die voer onse lieve Vrouwe spoelden, te weeten 2 luyten ende een cleyn orgele’, Smijers, 13, p. 231) and in 1483, a lute and a vielle are documented (‘Item den spoeluyden, die voer onse lieve Vrouwe spoelden, te weten een luyt ende een vele’, ibid., p. 234).

86 ‘Item in't selve jaer [1507] den 20. dach December, doen deet men tot Antwerpen die eerste Misse inden nieuwen hoogen Choor in Sint Jacobs nieu kerke, ende op die selven dag voor die Vesper werdt het beelt van sint Jacob getranslateert ende gehaelt met processie ende torsen vuyt Sint Jacobs oudt Gasthuys inden nieuwen voorscreven choor. Dit beelt werdt gedestrueert anno 1566’; Ullens, F. G., Antwerpsch Chronykje, sedert denjare 1500 tot het jaar 1574 (Leiden, 1743), p. 3Google Scholar.

87 ‘Den 27 February [1568] ende was den eersten Sondach in de vasten, heeft men gehouden een generael devote Processie met het Heylig Sacrament om den afflaet die den Papa Pius Quintus seer groot gesonden hadde door Swoendachs naer den eersten Sondach in de het gansch Nederlandt … 2 Meert [1568] ’tn vasten, heeft men anderwerf met een devote Processie gegaen tot in de Borcht Kercke met gansch de wet, doende aldaer een sollemneel Hoogmisse ter causen des selver afflaet’ (ibid., p. 185).

88 Triplex feasts are indicated in Table 6 with an asterisk. The Antwerp calendar is summarised from the Breviarium Antwerpiense (Venice, 1496)Google Scholar in Analecta Liturgica, ed. Weale, J., part i, pp. 265–72Google Scholar.

89 ‘Item betaelt Jannes de teneur van 5 missen te scrivene in discant voer papier ende arbeyt, 11 s 6 d’ (KF, 1495–6, fol. 36v).

90 ‘Item noch betalt tot Arnt de Sanger ome de nyewe boke van der myssen te scryven de xvjsten dache in Januarys, 40 s vlaams’ (OLV i, 1523, fol. 222). See note 134 for Alamire document.

91 ‘Item hebbe ic hoche betaelt tot vor 20 missen solemmn an noche een misse van Requiem vor langt pawles, 5 L 9 s 6 d’ (OLV i, 1523, fol. 219v).

92 ‘Item betaelt Bertelmeeusen Pottiers van een misse van Requiem in discante te scrivene, 6 s 3 d’ (KF, 1533–4, fol. 33).

93 A ’s-Hertogenbosch record of 1499 suggests that Jerôme Clibano was the Antwerp choirmaster: ‘ende meester Jheronimus de Clibano sengmeester tot Antwerpen geworden zyn geswoeren bruederen’ (Smijers, 13, p. 220). On Obrecht's absence from Antwerp, see Murray, B., ‘Jacob Obrecht's Connection with the Church of Our Lady in Antwerp’, Revue Beige de Musicologie, 11 (1957), pp. 125–33CrossRefGoogle Scholar.

94 Nicasio de Clibano is documented in ’s-Hertogenbosch from 1458 until his death in 1497; he is first referred to as choirmaster in 1493 (Smijers, 13, p. 203).Jheronimus de Clibano is documented intermittently in this northern centre from 1485 on. On Jerôme Clibano, see Bouws, J., ‘Jeronimus de Clibano van ’s-Hertogenbosch (+1460–1503), Zangmeester in Brugge en Antwerpen’, Vlaamsch Tijdschrift voor Muziekgeschiedems, 2–3 (19411945), pp. 7580Google Scholar.

95 ‘Item betaelt van eenen sanckboek die Alemir gescreven hadde daer muttetten, magnificat, etc. in staen betaelt by bevele van den tresorier ende heeren, 3 L’ (KF, 1498–9, fol. 36).

96 Some new Alamire manuscript fragments were recently discovered in Antwerp by Professors Jaap van Benthem and Rudolf Rasch, both of the University of Utrecht. These fragments, containing masses by La Rue, Prioris and Moulu, may well be associated with manuscripts prepared by the scribe for the Antwerp church. Van Benthem has presented a paper on this new source, Antwerp, Museum Plantin–Moretus, MS m.18.13, to the combined Dutch and Belgian musicological societies, and plans to publish his findings on the fragments. I should like to thank him for his generosity in sharing with me the discovery of the fragments and his theories on manuscript reconstruction, and for his assistance with archival information that may relate to the new source.

97 ‘Betaelt Mester Jacop de sancmester voer een wambaes naer oude coustume ende van vele mottetten te scriven, 2 L’ (OLV i, 1496, fol. 86); ‘Item betaelt mester Jacob vor sin wambuys laken ende vor dat hy onser bock ghecoregert heeft, 2 L’; ‘item betaelt Rogier aen een taffel die hy int sanck boek ghemact heeft’ (OLV i, 1501, fol. 105).

98 ‘Item betaelt 4 boeken dubbelpapiers die meester Jacob de sangmeester behoeft om missen daer inne te scrivene, 3 s' (KF 1501–2, fol. 35v). ‘Item gegevene den sangmeester vuyt bevel vanden trezaurier voir een sangboek in discante om inde choor vuyt te singen tshoesdaechs, 6 L’ (KF, 1501–2, fol. 37). The records often note the purchase of large books of double paper; occasionally this paper is described as ‘troys’, probably from Troyes, France.

99 ‘10 [januari] Item meester Petter Alamyre sangshriffer gedaen L 1 vlems om dat hy ons aen gegeven heeft te maeken eenen coostelick sangboeck voer ons capelle in manyiren die noodt dis gelixs en zal gesin zyn al met mottetten van 5 stymmen/het wellick hij vynden zal zinen loen betaelt int hoffonder die groette heeren … ’ (OLV i, 1513, fol. 159v).

100 ‘Item betaelt in handen vanden sangmeester van vyf motet boecxken te doen scryven … ’ (KF, 1528–9, fol. 24) A 1538 document may refer to six-part music: ‘Item betaelt sesse boeckens te doen scryven de ymnen in triciplicibus inne staen ende oic metten motetten elc boecxken vyfthyen stuivers compt 22 s 6 d’ (KF, 1537–8, fol. 31).

101 ‘Item betaelt van 14 motetten scryven inde boecken van love Jan de Luygnie scryvent van elx mottet I s 8 d’ (OLV i, 1526, fol. 249v).

102 ‘Betaelt de selve Jan Febvrier voer 22 caternen goede motetten elck moutet 12 s, 3 L, 4 s (OLV ii, 1536, fol. 61).

103 See Mattfeld, J., ‘Some Relationships between Texts and Cantus Firmi in the Liturgical Motets of Josquin des Pres’, Journal of the American Musicological Society, 14 (1960), pp. 160 and 177Google Scholar; and Noble, J., ‘The Function of josquin's Motets’, Tijdschrift van de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedems, 30 (1985), pp. 931Google Scholar.

104 These documents appear in a discussion of Susato as calligrapher and instrumentalist in Forney, ‘New Documents’, pp. 41–3.

105 ‘[28 February 1543] Enen vremden sanger, een wael, die een duo sanck, 7 st’; ‘[12 February 1556] Gcschoncken eenen hoochconter van luyck want hy een duo gesonghen hadde 7 st’; ‘[14 July 1557] Jan Flocquet, sanger van di Co. Mat., want hy twee off drie duo in de misse gesongen heeft 15 st 1 oirt’ (Vente, 19, pp. 41–2).

106 ‘Betaelt 6 van den besten sanghers dye alle jaer een duo synghen, 2 L’ (OLV ii, 1545, fol.117).

107 The 1568 contract is cited in note 31; ‘ende om dat de sanghers hen niet en souden te soecken maecken om den duo ende trio des saterdaechs te singen onder het loff, voor de elff guldens die se jaerlyckx plegen te ontvangen, sullen telcken reyse by den cnaepe aen den sanghmeester gegeven worden vyf stuyvers, omme by hem gestribueert te worden aen degene die den duo ende trio singen sullen, ende dat by gebeurten, of diet den sanghmeester ordonneren sal’ (Ordonnantien van Weghen van den Heeren, Deken ende Capittel van Antwerpen voor den Sanghmeester ende Sanghers van O.L.Vrouwen Capelle in de selve Kercke, 1621, published in Persoons, p. 195).

108 On this source, see Bellingham, B and Evans, E. Jr eds., Sixteenth-century Bicinia: A Complete Edition of Munich, Bayerische Staatsbibliothek Mus. Ms. 260, Recent Researches in the Music of the Renaissance 16 and 17 (Madison, Wisconsin, 1974)Google Scholar.

109 ‘Betaelt Jehan Franshoys musickscryver voer sommige duos in het vorleden jaer inde capelle gescreven heeft’ (OLV ii, 1565, fol. 239).

110 Wagner, L. J., ed., Gérard de Turnhout: Sacred and Secular Songs for Three Voices, Recent Researches in the Music of the Renaissance 9 and 10 (Madison, Wisconsin, 1970)Google Scholar.

111 ibid., 9, p. 10.

112 Two other bicinia collections of Antwerp provenance include works by Séverin Cornet, Turnhout and Verdonck, Cornelis, among others. These are the Liber musicis, duarum vocum cantiones (Louvain and Antwerp, 1571)Google Scholar and Bicinia, sive cantiones suavissimae duarum vocum (Antwerp, 1590)Google Scholar.

113 Van den Nieuwenhuizen, pp. 46–8.

114 On Barbireau's output, see Du Saar, J., Het Leven en de Composities van Jacobus Barbireau (Utrecht, 1946)Google Scholar and Fox, Charles W., ‘Barbireau and Barbingant: A Review’, Journal of the American Musicological Society, 13 (1960), pp. 79101CrossRefGoogle Scholar.

115 On the discovery of the model, see Noblitt, T., ‘Obrecht's Missa Sine nomine and its Recently Discovered Model’, The Musical Quarterly, 68 (1982), pp. 102–27CrossRefGoogle Scholar. The model is in a set of partbooks divided between the Biblioteca Comunale in Cortona (MSS 95 and 96) and the Bibliothèque Nationale, Paris (MS nouv. acq. fr. 1817).

116 Strohm, (Music in Late Medieval Bruges, p. 40Google Scholar) doubts Obrecht's employment at Antwerp in 1492, at the death of Barbireau; and Sparks, E., in ‘Obrecht, Jacob’, The New Grove Dictionary of Music and Musicians, ed. Sadie, S., 20 vols. (London, 1980), xiii, pp. 477–85Google Scholar, claims that the composer stayed mainly in Bergen-op-Zoom between 1500 and 1504, with only occasional trips to Antwerp.

117 B. Murray, ‘Jacob Obrecht's Connection with the Church of Our Lady in Antwerp’, pp. 125–33.

118 Lockwood, L., Music in Renaissance Ferrara 1400–1505 (Cambridge, Massachusetts, 1984), pp.207–10, 328Google Scholar.

119 ‘Betaelt die dry sanghmesters dye in dit jaer ghedyendt hebben voer hueren loen, 4 L 10 s’; ‘Noch betaelt vuer mester Jacob de sanghemester dye nu is vuer een damaste wambaes, I L 6 s 3 d’ (OLV i, 1492, fol. 73).

120 He held this position from the second half of 1494 to the middle of 1496, and again from the second half of 1501 to the middle of 1503 (Rek Kap, Reg D).

121 ‘Item meestere Jacobe Obrechts voer syn loot tot 52 looten toe van elcken 6 groot brabant facit tsamen 26 schellingen brabant’ (1496–7, Bergen-op-Zoom, OLV Gilde, fol. 12v). ‘Item meester Jacobe Obrechts voers. syn loot tot 144 looten toe elck loot 6 groot facit 3 L 12 s brabant’ (1498–9, ibid., fol. 12). Both documents are published in Piscaer, A., ‘Jacob Obrecht’, Sint Geertruydtsbronne, 15 (1938), p. 15Google Scholar. Piscaer errs in reading the currency units as stuivers rather than schellingen. It is difficult to assess the term of service for which these payments were made, however, in Antwerp, each singer received one loot per day for singing for the confraternity. There, a loot was worth only one groot, rather than six. ‘Op den selven [ommegang] dach geschoncken meestere Jacobe den sangmeestere van Antwerpen’ (Bergen-op-Zoom, Stadsrekening 1497–8, fol. 38). ‘Op ten selven dach [op den derden dach van meye] geschoncken meestere Jacobe Obrechts met sekeren sangheren van buyten’ (ibid., 1498–9). Both documents are given in Piscaer, p. 7.

122 Strohm, , Music in Late Medieval Bruges, p. 142Google Scholar.

123 ‘Item betaelt mester Jacob ons sanghemester van dat hy ghedint heeft tot lichtmesse toe dracht, 2 L 12 s 6 d’; ‘Item betaelt heer Machiel Berayer sangemeester van synen loen die hy ghedint hadde van eerste dach febryary tot den leste dach van junynus dracht, 1 L 17 s 6 d’ (OLV, 1501, fol. 105).

124 ‘Item betaelt den sangmeijsters te wetene meyster Jacob ende Jaspar ende meyster Jan voer hon loen mytz dat sy neyt gelyck hebben gedient so hebben wy sy contentert myt, 5 L 19 s’ (OLV i, 1504, fol. 119). For an overview of the Antwerp choirmasters from 1504 to the present, see Persoons, G., ‘Kapelmeesters van de Onze-Lieve-Vrouwkerk te Antwerpen: Overzicht van 16e tot 19e eeuw’, Gouden Jubileum Gedenkboek van de Viering van 50 Jaar heropgericht Knapenkoor van de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal te Antwerpen (Antwerp, 1978), pp. 7385Google Scholar.

125 van Doorslaer, G., ‘Noel Baudoin, Maître de Chapelle-Compositeur, 1480(?)–1529’, De Gulden Passer, 8 (1930), pp. 167–80Google Scholar, and Sparks, E., The Music of Noel Bauldeweyn, American Musicological Society Studies and Documents 6 (New York, 1972)Google Scholar.

126 Prims, , Geschiedenis van Antwerpen, ii, p. 49Google Scholar.

127 Rek Kap, 1512–13, fol. 226.

128 ‘Betaelt meester Noel op rekenyghe van synen loen den xxijsten mey ende noch den x dach junys dat hy ghevroech van ghelt hadde … Item noch betalt den xix dach junyus meester Noel Grant [Brant?], 1 L 10 s’ (OLV i, 1515, fol 168). Van Doorslaer (p. 180) incorrectly reads the word ‘Grant’ as ‘contant’, uncharacteristically mixing French into the Flemish text.

129 On this instrumentalist, see Spiessens, G., ‘De Antwerpse Stadspeellieden. Eerste deel: 15e en 16e eeuw’, Noordgouw, 10 (1970), pp. 153Google Scholar.

130 On Heer Michael Brant, see Prims, , Geschiedems van Antwerpen, ii, p. 39Google Scholar; documentation of the singer Brant is found in Smijers, 16 (1940), pp. 74–85.

131 ‘Item betaelt meester Jan den sangmeester om te doen scrivene 2 mottetten metten pampier, 5 s 6 d’ (OLV i, 1507, fol. 129); ‘Item voor een misseboeck van Requiem te scrivene ende binden, 3 s 9 d’ (OLV i, 1508, fol. 133); ‘Item ic heb verleet ende gedaen Meester Jannen aen ij boecken van virgo te doen scrivene, 3 s (OLV i, 1510, fol. 140v).

132 ‘Item betaelt meester Peeter Alamire per 2 boeken die hy voer die capelle ghemaeckt heeft ende de stadt heeft ghelooft den eenen te betalen oft meester de voecht pensionarius die sellen onder syn kersmisse weeten te vinden how veel wij beyden moeten … 17 L 4 s’ (OLV i, 1512, fol. 153; see note 99 for documentation of 1513 motet book); ‘Item gedaen Mathis Wyllems voer parchemyne dat meester Petter Alamyre daer gehaldt heeft om de niewe boucken voer het virgo te singen looft, 2 L 3 s 9 d … Item gedaen Meester Petter Alamyre upt werck dat hy schrift voer een boeck van virgo hem gedaen ut rekenynge, 1 L vlems’ (OLV i, 1514, fol. 163v). An additional payment was made in 1515 for his continued work on this book (OLV i, 1515, fol. 168).

133 ‘Item den selven [Willem Thys perkamentmaker] inden name van Alamire van scrivene eenen discant boeck van elcker quayeren 3 s 6 d brabants, 2 L 2 s’ (KF, 1515–16, fol. 23v); ‘Item Peter Piersson betaelt vier missen die hy in discant ghescreeft heeft elc misse 10 s, 2 L' (KF 1516, fol. 23v); ‘Betaelt Alamire op rekeninghe van te volmaken den discant boeck die Piersson begonst hadde voirgaende jaer, 30 s’; ‘Item betaelt Meester Noel van dat hy den discant boeck gecoirgeert heeft metten gesellen te verdrucken, tsamen 6 s’ (KF 1516–17, fol. 23).

134 ‘Item den derden aprilis 1 L 15 s betaelt Meester Alamyre om sesse quaternen ende een half te scryven van discante overcommen met hem voer elck quaterne eenentwentich stuivers ende een half beloept de somme voerscrevene 1 L 15 s’ (OLV i, 1520, fol. 190v); ‘Den xxijsten dach augusti 1 L ghedaen Meester Alamyre voer vier quaternen van discante ghescreven ten behoeve van onser Liever vrouwen loove, 1 L’ (OLV i, 1520, fol. 192v); ‘Item den xxviij octobris betaelt Alamyre 5 L 5 s oft 5 L 5 s om ende voer eenen boeck van requiem daer inne staen seven missen van requiem ende daer voer betaelt 21 gulden, 5 L 5 s’ (OLV i, 1520, fol. 192v); ‘Den xvijten novembris 7 s betaelt Willem Tys voer een dosyn vellem pergaments die hij Meester Peeter Alamyre heeft ghedaen ende daer voer eenen gouden gulden, 7 s’ … ‘Den selven daghe [8 December] 15 s ghedaen Alamire op goede rekenighe van sekere sanck boeck die hy onder handen heeft voer de gulde, 15 s’ (OLV i, 1520, fol. 193v).

135 Van Doorslaer, G., ‘Nicole Carlir (+1523). Componist en zangmeester te Antwerpen’, Antwerpsch Archievenblad, 2nd series, 8 (1933), pp. 1012Google Scholar.

136 Extraordinary payments from the Antwerp Confraternity of Our Lady are made to ‘Augustin, bovensanck’ in 1515, 1517, and 1518 (OLV i, fols. 175v, 179 and 184v). The records of the Marian confraternity at ’s-Hertogenbosch note payment to ‘Augustynen bovensanger’ in 1520 and 1521 (published in Smijers, 14, pp. 93–6).

137 Rek Kap, Reg D. According to Prims (Geschiedenis van Antwerpen, ii, p. 70)Google Scholar, the chaplain was one Jan Zeverdonck, rather than Henricus.

138 This may well be Jan van Ypres, a singer in 1521 (OLV i, 1521, fol. 194v), and chaplain in 1511 and 1519 (Rek Kap, Reg D).

139 Corpus Antiphonalium Officii, ed. Hesbert, R.-J., 6 vols. (Rome, 1968), iv, p. 369Google Scholar.

140 This collection, RISM 15427, is preserved in two copies in London, British Library, and Vienna, Österreichische Nationalbibliothek. On this print, see Forney, K., ‘Tielman Susato, Sixteenth-Century Music Printer: An Archival and Typographical Investigation’ (Ph.D. dissertation, University of Kentucky, 1978), pp. 7880Google Scholar.

141 This was a triplex rather than duplex feast in Antwerp, according to the Breviarium Antwerpiense (Venice, 1496)Google Scholar.

142 ‘Betaelt Mester Antony Barbe sanckmester van twee niewe sanckboecken dy van Lyons comende syn, 12 s 8 d’ (OLV ii, 1548, fol. 133); ‘Item betaelt Jo.[?] Steelsius boeck-evercooper voer een sanckboeck met zeven nieuwen missen, 25 s’ (KF, 1548–59, fol. 56); ‘Item betaelt iiij July Meester Anthonius Barbe sangmeester alhier bij bevele van mynen heer den tresorier voir een nyeuwe misboeck daer vele nyeuwe geprinte missen inne staen metten binden vanden selven ende tscryven van twee nyeuwe missen, 26 s’ (KF, 1549–50, fol. 57v). ‘Item xxix October betaelt Meester Anthonij Berbe sangmeester van eenen geprinten sangboeck van diverse missen by consent, 23 s’ (KF, 1555–6, fol. 60); ‘Betaelt Meester Anthonis Berbe voer eenen geprintten mysboeck mytt bynden ende knoppente samen, 17 s’ (OLV ii, 1556, fol. 181); ‘Item betaelt Stelsius van een sangboeck geprinten de barbe sangmeester gecocht hadde (KF, 1559–60, fol. 43v).

143 The Guerrero can only be the Liber primus missarum Francisco Guerero (Paris, 1566)Google Scholar, and the Clemens masses are most probably Phalèse imprints from Leuven. These purchases are documented in Persoons, p. 125.

144 ‘Noch aen Meester Gherarat van Turnhout onser sangmeester van sesse nyeuwe musieck boecken om opde orgelen te singen, 1 L 2 s’ (OLV ii, 1564, fol. 222).

145 ‘Item betaelt Meester Anthonis den sangmeester vuyten name van Gheerken de sangher op rekeninghe van Christe qui lux es et dies te scryven in discant, 2 s 6 d’ (KF 1528–9, fol. 23v), ‘Item betaelt van twee Christe qui lux es et dies te scryven in discante Bartelmeeus den sangher, 18 g’ (KF 1928–9, fol. 24); ‘Item betaelt eenen sangher die twee Christe qui lux es et dies ghescreeft heeft in discante in den kercken boecken, 5 s’ (KF 1529–30, fol. 24v).

146 Wright, C. and Ford, R., ‘A French Polyphonic Hymnal of the 16th Century, Essays on Music for Charles Warren Fox, ed. Graue, J. (Rochester, N.Y., 1979), pp. 145–63Google Scholar.

147 ‘ Item betaelt aen handen van Meester Anthonysen Barbe van een zanckboeck te doen scryvene daer inne syn acht missen ende een patrem oft credo, een gloria, een magnificat quartj tonij, negen Lamentaciones Jheremie, de ymne van Vexilla ende de veersen daer nae volgende, ende met thyen motetten totten dienst int choor, tsamen 38 s’ (KF 1538–9, fol. [28]).

148 ‘Oock hebben sy gansch bedorven ende te niet gedaen de schoon sanckboecken … met noch drie schoon orgelen’ (Ullens, F. G., Antwerpsch Chronykje, p. 89)Google Scholar.

149 ‘Den 3 October [1566] donderdachs, heeft men in onse Lieve Vrouwen Kerck, voor d'eerste reyse gesonghen het Heylich Sacraments misse, met een nieu posityf Orgel, want de Calvvtertse Beeltstormeers hadden d'orgelen al gedestrueert’ (ibid., p. 98); ‘Den 11 Mey [1567] op Sint Jobs dach, heeft men ’t Antwerpen in onse Lieve Vrouwen Kerck smorgens, eerst naer destructie der kercken, gesonghen de seven getyden, ende de walsche kryslieden hebben in onse Lieve Vrouwen Cappelle in musiecke doen singhen een Misse ter eeren Sint Job, en t’ savonts heeft men d'eerste reyste aldaer musiecke met hef Loof gesonghen‘ (ibid., p. 133).

150 On these instruments and their specifications, see Persoons, De Orgels en de Organisten (note 14).

151 ‘Item anno lxvij xix April betaelt Janne Frognese voor 1 Souter gescreven in percament … 1 February [1568] betaelt aen bogaerden van 1 geprinte souter’; ‘den beyaerder de vigilboeck te scriven, 4 quaternen … betaelt van commune Sanctorum te scrivene ende de Baptisme’; ‘Betaelt van Te Deum te scryven’; ‘Item anno lxvij, xxviij may betaelt Heer Jannen Berbe voor xxviij geprinte missen in discant’ (documents cited in De Burbure, ‘Uittreksels uit de archieven der Kathedrale Kerk van Antwerpen, 1100–1797’, manuscript notes in Antwerp Stadarchief, p. 210). On the celebration of Margaret's entry, see vander Straeten, E., La musique aux Pays-Bas avant le xixe siècle, 8 vols. (Brussels, 1867–88), viii, p. 106Google Scholar.

152 ‘Item anno lxix, xxv may betaelt 24 magnificat in discant te scriven aen Meester Jan de Scryvere … ende noch den sekere mouttetten … item anno lxix, xxx novembre betaelt Meester Jannen Febverier, scryvent, van 71 moutetten te scryven’; ‘x meert, betaelt Meester Gherdt een geprinte misse in discant … xxviij June betaelt Jaques een misse te scryven … xx august Jannen Febrevrier van xii missen in discant te scryven’ (De Burbure, ’Uittreksels’, pp. 213–14).

153 ‘an Meester Jan Febvrier schryver om den nieuwen bouck de schryven van Salve regina … betaelt an eenen nieuwen motet bouck’ (OLV ii, 1568, fol. 251); ‘noch an Meester Jan Febvrier van eenen mottet bouck te scrivene’ (OLV ii, 1569, fol. 253).

154 A sixteenth-century chronicler in Lyons notes that the cathedral there does not undertake novelties, stating that ‘in this church only plainsong is sung, without any composition [choses faicte], neither with organ nor any instruments whatsoever’; Champier, S., Ung petit livre de l'antiquité de Lyon (Lyon, 1530)Google Scholar, cited in Sutherland, D., ed., The Lyons Contrapunctus (1528) (Madison, Wisconsin, 1976), p. xxiiGoogle Scholar.

155 Punctuation and capitalisation have been added and abbreviations realised by the author, both in the Appendix and throughout this study. I would like to thank the staff of the Stadsarchief of Antwerp for their generous assistance, and especially Dr J. Van den Nieuwenhuizen who, throughout the cold winter months of 1983, transported voluminous registers daily from the cathedral to the city archives for my use.