Respektievelijk op 14 november 1960 en 1 juli 1961, heeft het Europees Gerechtshof voor de Mensenrechten te Straatsburg, uitspraak gedaan over de preliminaire excepties en rechtsplegings-kwesties en over de grond van de zaak “Lawless”. Het is de bedoeling van deze Studie om dit belangrijk eerste arrest van het Hof aan een onderzoek te onderwerpen, en zodoende de betekenis ervan te belichten zowel als precedent voor de verdere rechtspraak van het Hof, als op het stuk van de ontwikkeling der volkenrechtelijke Problemen die gesteld waren. Volledigheidshalve wordt echter vooraf gewezen op enkele fundamentele, aan dit Hof eigene bepalingen, die de lezer een duidelijker beeld moeten geven van de te volgen rechtsweg ter bescherming van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, en hem aldus toelaten, deze zaak, voornamelijk op het proceduraal vlak, beter te begrijpen. Deze inleidende beschouwingen zullen gevolgd worden door een beknopt overzicht van de status causae et controversiae waarin vanzelfsprekend slechts die elementen zullen worden weerhouden welke voor een beter begrip van beide arresten onmisbaar zijn.